img De Koran  /  Chapter 6 De Achteruitgang der Turksche macht in Europa. | 100.00%
Download App
Reading History

Chapter 6 De Achteruitgang der Turksche macht in Europa.

Word Count: 27962    |    Released on: 06/12/2017

geheel geen aandeel in de regeering. De padishah wordt daarin bijgestaan door verschillende ambtenaren, die hij vroeger meestal nam uit zijne slaven, buitgemaakte Christenen, even

cheikh-ul-islam (opperste wetsuitlegger) en verschillende andere. Slaaf te zijn van den Turkschen sultan was dus zoo onvoordeelig niet; voor een avontuurlijken geest was er iets aanlokkelijks in. "Velen," zegt Ranke, "verlieten met opzet hun vaderland om onder deze slaven hun geluk te beproeven." Voor de Osmanen zelf kan deze bevoorrechting van menschen, die door hen eenmaal overwonnen geworden waren, niet anders dan een harde pil om te slikken zijn

en een derde, de voornaamste, dat de Turksche heerschappij tot in het midden der zestiende eeuw zeer krachtig was en gemakkelijk alle opstanden zou hebben kunnen bedwingen. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat er vele Grieksche Christenen van godsdienst veranderden: de rol van vervolgde te spelen, al was het martelaarschap hier niet al te zwaar, is voor velen ondraaglijk. In den eersten tijd na de verovering had de bekeering tot den Islam niet dan op bescheiden schaal plaats: het waren toen vooral grootgrondbezitters, die, meer blootgesteld dan andere minder bedeelden aan hebzucht der overwinnaars en daarom bevreesd voor het verlies hunner goederen, veiligheid zochten door Allah te gaan aanroepen. Later, toen het patriarchaat in verval geraakte en vaste leiding in de Grieksche kerk ontbrak, kreeg de Islam veel meer bekeerlingen; vooral in de zeventiende eeuw is dit

te verschaffen. Na Sule?man's dood werd dit anders. De zoon van Roxelane, die nu sultan werd, Selim II, was volkomen ongeschikt om te regeeren en hetzelfde oordeel moet uitgesproken worden over de meeste der volgende sultans. Het was, alsof het noodlot Osman's stam met de vermoording van den eerstgeborene van Sule?man (zie hiervóór, blz. 685) niet geveld, maar toch ontworteld had; het laatste was voor het Turksche rijk misschien erger dan het eerste geweest zou zijn. H

gen belangen zich bekommerden, was, evenals overal waar ze voorkomt, ook voor het Turksche rijk hoogst verderfelijk. Het zijn Turksche schrijvers zelf, die van de zeventiende eeuw af daarop gewezen hebben. Om aller begeerten te voldoen was geld, steeds meer geld noodig en de druk op de onderdanen, in de eerste plaats op de Christelijke, begon daardoor zeer zwaar te worden. Met geld deed men in den harem alles; de beste ambt

en. Daarnaast kregen niet lang daarna Osmanen zelf toegang tot het corps, waarvan de groote voorrechten aanlokten, zonder dat zij de opvoeding van de vroegere Janitsaren ontvingen. Deze verandering had ten gevolge, dat de knapenschatting onder de Christenen in de eerste helft der zeventiende eeuw ophield, maar ook, dat het bij uitstek krijgshaftig karakter van het corps op den duur verloren ging. De Janitsaren zaten liever thuis, genietende van hunne hooge soldij en andere voorre

erste gezag doorgaans zoo weinig kracht bezat. Wanneer een sultan niet regeerde naar de wenschen zijner militairen, wanneer hij dier belangen op de één of andere wijze schond, dan kwamen zij meermalen in verzet

lijke bevolking sterker worden; het merg werd niet meer uit den boom gehaald. Weldra kwamen teekenen van verzet tegen den steeds zwaarderen druk der Turken; al begon nog lang geen volksopstand, in de Slavische landen zwierven de heiduken, i

de kracht van dit volk niet bijster verminderd zijn? Waar waren die mannen, met wie de eerste sultans hunne wonderen ve

Noch Rusland noch Oostenrijk, die er het eerst voor in aanmerking zouden komen, waren daartoe in staat; Spanje, dat zoo lang aan de spits gestaan had in den strijd tegen den Islam, had elders de handen vol werk. Bovendien gaven de Turken zelf niet zooveel reden tot vrees meer, nu hunne groote veroveringsoorlogen uit waren en daarom bestond er ook geene dringende noodzakelijkheid om hen te bestrijden. Godsdienstige mo

de Turken een begeerenswaardig bezit tot afronding van hun gebied in de Middellandsche Zee. Om die eilanden begon dan eigenlijk ook de oorlog, waartoe een nietig voorwendsel spoedig gevonden was. In 1571 werd Cyprus veroverd, maar daarna kwam er hulp voor Veneti?. Paus Pius V, de ridders van St. Jan, verschillende kleinere Italiaansche staten en bovenal Philips II zonden versterkingen. Daardoor kwam een groote vloot bijeen onder leiding van don Juan van Oostenrijk, een onechten zoon van Karel V. Zij ontmoette de Turksche in de golf van Patras, niet ver van Lepanto af, en behaalde daar de overwinning. De Turksche heerschappij ter zee werd voo

ory, zoon van Stephanus, die na het uitsterven van het geslacht Zapolya de waardigheid van vo?vode gekregen had, verbond zich met Oostenrijk: Sigismund beloofde de survivance aan den toenmaligen keizer Rudolf II. Gevaarlijker nog was de toestand in Walachije, waar Michiel de Dappere, de door de Porte benoemde vorst, een opstand verwekte en, gebruik makende van den oorlog, Walachije geheel vrij maakte; ook hij verbond zich met Rudolf II, maar

nning op de keizerlijken behaalde bij Keresztes (Kotaj) bij de Theiss. Voordeelen daarvan kon hij niet plukken. In de volgende jaren duurde de strijd voort, zonder dat één van beide partijen beslissende stappen kon doen. Uitgevochten sloten zij in 1606 den vrede van Sitvatorok (bij Komorn). Turkije kreeg een oorlogsschatting in eens, maar moest afstand doen van de jaarlijksche schatting, die Oostenrijk toen bijna een eeuw betaald had; het moest Stephanus Bockskay, opvolger van Sigismund Bathory, die zich onder de suzereiniteit van Oostenrij

koning van Polen, tevens groothertog van Lithauen, maar aan dezen evenmin gehoorzaam als de in naam aan Turkije onderworpen Tataren van de Krim. Kozakken en Tataren en hunne plundertochten waren een

n korten tijd afgezet en toen kwam Osman II, zoon van Ahmed I, die krachtiger was, zelf een krijgstocht tegen de Polen ondernam en ook verbeteringen wilde aanbrengen in den toestand, maar juist daarom kwamen Janitsaren en Sipahi in opstand, vreezende voor hun bestaan: ze namen Osman II gevangen en lieten hem vermoorden (1622). Dit was de eerste sultansmoord, die bewees, hoe ver de invloed van de militaire macht kon gaan. Weer liet men den idioten Moestafa gedurende vijftien maanden voor sultan spelen, terwijl inderdaad het leger regeerde. Dit veranderde onder Moerad IV, een tweeden zoon van Ahmed I, die in 1623 zijn oom opvolgde, maar eerst op 20-jarigen leeftijd in 1632 zelf de regeering aanvaardde. Hij was een zeer krachtig, maar teve

tweede vesting, Candia, bood een hardnekkigen tegenstand. In plaats van buit te krijgen moest Ibrahim steeds meer versterkingen sturen en ondertusschen vielen de Venetianen in den Peloponesus, terwijl hunne oorlogsschepen den Turkschen handel veel kwaad deden. Turkije scheen niet eens meer bestand tegen de stad van St. Marcus! Dit had een uitbar

d K?prili behoorde, stamde uit Albani? en was vandaar ge?migreerd naar Klein-Azi?, zich vestigende in het plaatsje K?pri, dat zijn naam aan het geslacht gaf. Mohammed K?prili was een zeventiger, toen hij het eerste ambt in het Turksche rijk met zoo goed als onbeperkte volmacht aanvaardde. Hij was "geen geleerd man"; zelfs de kunst van schrijven verstond hij niet, maar hij had een helder inzicht in de nooden van zijn vaderland en hij beschikte over een reusachtige energie. Zonder aanzien des persoons handelende, onverbiddelijk uit den weg ruimende wie zijn bevelen niet gehoorzaamden, gelukte het hem inderdaad orde in de chaos te brengen. "Niet luisteren naar de vrouwen van den harem; zorgen altijd van

stenrijk konden de Turken nu evenmin voordeelen behalen als in het begin der zeventiende eeuw. Gedeeltelijk was dit ook een gevolg van buiten Turkije ontstane veranderingen. Terwijl de Turken in vroegeren tijd alle andere mogendheden in bewapening en legerinrichting ver vooruit waren, was dit nu anders geworden. Groote verbeteringen waren successievelijk in de legers en de strategie der Europeesche legers aangebracht, vooral door veldheeren als Maurits van Oranje, Gustaaf Adolf en Wallenstein; alleen de Turken gingen niet met hun tijd mede: hun verdedigingsmiddelen bleven in hoofdzaak op dezelfde wijze ingericht, hun taktiek ging niet vooruit, de hoedanigheid hunner soldaten werd slechter. En er was meer, waarop we moeten letten, nu we de verhouding der Turken tot het overige Europa in de tweede helft der zeventiende eeuw gaan beschouwen. Ten gevolge van de geweldige oorlogen in d

beter geordend en beter geleid, was tegen de overmacht niet bestand. Oostenrijk zelf werd bedreigd. Toen bleek de invloed der veranderde omstandigheden. Lodewijk XIV bood op ridderlijke wijze den keizer belangeloos een hulpcorps aan, dat na eenige aarzeling aangenomen werd. En nu keerde de kans. Het Oostenrijksche leger, versterkt met de Fransche troepen, de best geoefende van hun tijd, behaalde, hoewel sterk in de minderheid-men spreekt van 25.000 man tegen 240.000 Turken!-een schitterende overwinning bij het klooster St. Gotthard in Oostenrijksch Hongarije, dicht bij de grens van Stiermarken (1664). Op de Turken had die slag e

en in het Oostelijk bekken der Middellandsche Zee. Engeland had reeds in 1580, Nederland in 1612 een voordelig handelsverdrag met de Porte gesloten; gingen ze Veneti? steunen, dan stelden zij hunne kooplieden bloot aan den onwil van den grooten heer van Stamboel. Nergens blijkt duidelijker het verschil tusschen een politiek als die van Lodewijk XIV, die eerst zijn godsdienstbelang en zijn eer en dan de handelsbelangen zijner onderdanen behartigde, en die der zeemogendheden, bij wie de laatste belangen verre boven aan stonden. Wat de zaak voor dezen te moeilijker maakte, was hun onderlinge handelsnaijver: al had één van beiden ernstige neiging gehad om Veneti? te steunen, zij zou het toch zonder de ander niet gedaan hebben uit vrees, dat dan die ander een meer bevoorrechte positie op handelsgebied zou kunnen erlangen. En gemeens

niet over de kracht van zijne voorgangers en zijn aanzien was dan ook niet zoo groot. Onder hem kwam het alweer tot oorlog met Oostenrijk. Leopold I had te strijden tegen den opstand van T?k?li in Hongarije en deze kreeg steun van Turkije. Het is opmerkelijk, dat T?k?li ook gesteund werd door Lodewijk XIV, die ook hier het huis Habsburg afbreuk trachtte te doen. Indirect hebben Turken en Franschen dus hier samengewerkt. Of Lodewijk XIV o

nd het garnizoen onder Stahremberg krachtige ondersteuning van de burgerij, maar de toestand werd toch veel ernstiger dan toen: de verdedigingswerken der stad lieten veel te wenschen over; er kwam spoedig gebrek aan allerlei benoodigdheden. Had Kara Moestafa beter doorgetast, had hij een laatsten stormloop gewaagd, de stad zou misschien verloren geweest zijn; maar hij talmde, hij hoopte de bevolking tot een capitulatie te brengen om de meeste voordeelen voor zich zelf te kunnen bedingen en de buit niet grootendeels te moeten overlaten aan de Janitsaren. Zoo kon juist bijtijds redding opdagen. Lodewijk XIV, die Straatsburg had ingen

len, Veneti?, Malta en den paus een alliantie om verder met de Turken af te rekenen. En nu volgde overwinning op overwinning: Gran, Vysegrad, Pest, Boeda en de meeste Hongaarsche steden werden van 1684–1688 ingenomen, een samengeraapt Turksch leger bij Mohacz, het bekende slagveld, uit elkander gejaagd. In 1686 was geheel Hongarije van de Turken bevrijd en Leopold I door den Hongaarschen rijksdag erkend als erfelijk koning; A

ot geworden, dat ze in 1687 sultan Mohammed IV, die bijna veertig jaar geregeerd had, afzetten en zijn broeder Sule?man II (hiervoor, blz. 697) op den troon verhieven. De nieuwe K?prili bracht geestkracht aan en krachtiger deden met hem de Turken zich weêr gelden. De Peloponesus, die zelf van Venetiaansche heerschappij ook niet gediend was, ontving een Turksch bevrijdingsleger met vreugde en werkelijk werden de Venetianen weêr uit een groot deel van den Peloponesus verdreven. Maar tegen de Oostenrijkers was ook de nieuwe K?prili niet gel

van het Turksch

che Rijk in 1683; de vazallanden zijn wit gelaten, maar zijn onderstre

direct grondgebied vazalstaat werd; met gewone cijfe

len voor een nieuwen veldtocht, maar tevens voor een vrede, want hij zag de noodzakelijkheid daarvan in. Reeds meermalen was er van vrede gesproken. Engeland en Nederland hadden er voor gewerkt, ten einde Oostenrijk geheel beschikbaar te maken voor den strijd tegen Frankrijk; om dezelfde reden had Lodewijk XIV de Porte aangespoord den oorlog voort te zetten. Na Zenta wonnen het de zeemogendheden, die nog steeds hetzelfde belang bij vrede hadden, omdat opnieuw een groote oorlog om de Spaansche successie opdoemde. Onder hare bemiddeling werd de vrede van Garlowitz gesloten (1699)3, eigenlijk een wapenstilstand voor vijf en twintig jaar, die de Porte zware opofferingen kostte. Zij moest afstand doen van Hongarije, behalve het banaat van Temesvar, en van ha

in de zeventiende eeuw boven het hoofd, evenals zijne Zuidelijke buren, de Tataren. Onder czarin Sophie, dochter van den bekenden czaar Alexis uit het huis Romanow, had Rusland zich voor het eerst met de groote politiek bemoeid: het had zich aangesloten bij de alliantie van 1683 tegen Turkije, maar zonder veel gewicht in de schaal te leggen. De bondgenooten bekommerden zich te Carlowitz weinig om de Russische belangen en Peter I, die sedert 1689 zijne zuster Sophie als czaar verving, sloot daarom zoo spoedig mogelijk alleen vr

iet dan met veel moeite kon bedwingen, gelegenheid genoeg daartoe boden. Alleen aan den grooten Noordschen oorlog, waarin vooral Rusland Zweden's overwicht aan de Oostzee trachtte te breken, nam Turkije door toevallige omstandigheden een aandeel, maar op welk een wijze! Karel XII, de Zweedsche koning, was, na op zijn tocht naar Rusland bij Pultawa verslagen te zijn, gevlucht naar Turkije, waar hij te Bender verblijf hield. Zijne pogingen om de Porte te bewegen hem te steunen waren echter vruchteloos, evenals die van den Franschen gezant-nu hij tijdens den Spaanschen successieoorlog in zware moeilijkheden geraakte, versmaadde Lodewijk XIV de Turksche hulp niet!-om de Porte tegen Oostenrijk op te zetten. Het gelukt

n (1711). Toen gebeurde het wonderbaarlijke feit, dat Catharina, toen nog Peter's ma?tresse, later zijne vrouw en ten slotte zijne opvolgster, naar de Turksche legerplaats trok en het Russische leger redde door Mehemet te bewegen vrede te sluiten. Peter I moest Azov teruggeven, terwijl enkele Russische vestingen, daar in de buurt opgericht, zooals Taganrog, gesloopt zouden worden; voor den Zweed bedong de Turk geenerlei voordeelen. De Donauvorstendommen werden van nu af iets meer aan Turkije onderworpen, doordat de Porte er niet meer een inboorling, maar een Phanarioot uit Constantantinopel to

eti?. Maar tegen dezen, evenals Turkije, hard achteruitgaanden staat alleen waren de Turken nog wel opgewassen. De flinke groot-vizier Damad-Ali veroverde, wat Veneti? in den Peloponesus bezat, en bedreigde de Ionische eilanden. Ondertusschen was de Spaansche successie na een hevigen oorlog geregeld, de vrede in het Westen hersteld en nu koos Oostenrijk, dat geen herleving der Turksche macht wilde dulden, onmiddellijk de partij van Veneti?. Eugenius van Savoye bracht den Turken nogmaals een verpletterende nederlaag toe, nu bij Peterwardein (1716): het volgende jaar nam hij Belgrado en een deel van Servi?. Was het niet om nieuwe verwikkelingen in het Westen geweest, veroorzaakt door het optreden van den Spaanschen minister Alberoni, Turkije zou nog meer gekortwiekt zijn: nu had Oostenrijk vrede noodig om Spanje's u

sland, nu het zich kon doen gelden, gevaarlijker dan Oostenrijk, dat toen nog meer gaf om zijne positie in Itali? en in Duitschland dan om uitbreiding op het Balkan-schiereiland. Rusland daarentegen had geen directe belangen in West-Europa en de uitbreiding over Noord-Azi?, die ook in de achttiende eeuw begon, eischte gedurende langen tijd niet vele krachten. Gelukkig voor Turkije waren er twee andere landen, waaraan Rusland ook zijne aandacht moest wijd

d in Perzi? bestond, trachtten de beide landen in en om den Kaukasus naar veroveringen in die streken, waar de Turken reeds meermalen met de Perzen gestreden hadden (zie hiervóór, blz. 684) en waar Rusland van Astrakhan uit nu voor het eerst optrad. Dit leidde tot herhaalde botsingen, maar de Fransche gezant te Constantinopel, waar Frankrijk na den dood van Lodewijk XIV meer invloed kreeg, bemiddelde tot tweemaal toe een vrede (1721 en 1724). Na Peter's doo

dikwijls een gereede aanleiding den oorlog te beginnen (1736). De Russen namen Azov, drongen de Krim binnen: de Oostenrijkers vielen in Servi? en kwamen vandaar in Boelgarije. Turkije scheen tot niets in staat. Sultan Ahmed III was in 1730 afgezet en vervangen door Mahmoed I, een zoon van Moestafa II, maar bij die troonsverandering had het rijk geen baat gevonden. Toen gebeurde voor het eerst, wat sedert de Turken herhaaldelijk voor geheelen ondergang behoed heeft: er kwam steun voor hen en wel van Frankrijk, dat ook in den Poolschen oorlog tegenover Oostenrijk en Rus

zeer weinig ontwikkeld. Wel had een leger onder Münich Otsjakov en Kinburn aan den mond van den Djnepr genomen, wel avanceerde dit leger in 1737 tot de Boeg, maar nog in hetzelfde jaar moest het wegens ontberingen terug en eerst twee jaar later kon het opnieuw aanvallend te werk gaan. Ondertusschen werden de Oostenrijkers teruggedreven door de Turken en deze sloegen in 1739 het beleg voor Belgrado. De stad was sterk, kon zich lang verdedigen, maar Karel VI, geheel onder den invloed

evenmin als Mahmoed I deed zijn broeder Osman III (1754–1757) iets tot verbetering. Alleen enkele legerhervormingen, begonnen onder Franschen invloed, werden voltooid, vooral onder Moestafa III, een zoon van Ahmed III, door den groot-vizier Raghib-Pacha. Maar de geest

oning gemaakt, haar gezant oefende sedert een soort dictatuur te Warschau uit. De Porte had den stijgenden invloed van Rusland in Polen steeds met leede oogen aangezien: bij den Proeth-vrede had zij Rusland de verplichting opgelegd zich met de Poolsche zaken niet meer in te laten, maar die bepaling was een doode letter gebleven en in het vredesverdrag van 1739 was ze niet weer opgenomen. Sultan Moestafa III voelde zich echter in hooge mate verontrust door het feit, dat Rusland nu te Warschau de wet voorschreef, en toen naar aan

schesme op de kust van Klein-Azi? (1770). Heel anders dan na Lepanto hebben de Turken nu en eigenlijk nooit meer kans gezien een eenigszins krachtige vloot bijeen te brengen. De Russische vloot beheerschte gedurende eenigen tijd de Aege?sche Zee, maar hare kwaliteit was ook niet van dien aard, dat ze het kon wagen Constantinopel aan te tasten of andere veroveringen te maken. Ook den Grieken, die, door Rusland aangemoedigd, in opstand gekomen waren, kon zij geen hulp bieden. Deze eerste verheffing der Hellenen had dan ook weinig succes; zonder veel moeite kon de sultan haar bedwingen

, de sterkste zou zijn, stelde hij voor, dat Rusland, Oostenrijk en Pruisen ieder een deel van Polen zouden nemen en dat Rusland met Turkije op schappelijke voorwaarden vrede zou sluiten. Catharina II, ofschoon zij ongaarne wilde deelen, moest wel toestemmen; Maria Theresia, de Oostenrijksche vorstin, deed hetzelfde-en de eerste Poolsche deeling had plaats (1773). De vrede met Turkije werd gesloten te Koetsjoek-Kainardsji: Rusland kreeg enkele vestingen bij en aan de Zwarte Zee als Kertsj en Jenikale; verder gebiedsuitbreiding tusschen Dnjepr en Boeg, o.a. Kinburn, en in den Kaukasus, waar ook aanhoudend strijd gevoerd was, groot- en

zich betalen voor den steun, dien het aan Turkije beloofd had. Het eischte de Boekowina, een deel dus der Roemeensche landen, en Turkije was onmachtig dien eisch t

nderde daarmede de Oostenrijksche politiek. Niet het minst tegenover Turkije. Had zijne moeder zich tegen de veroveringsplannen van Catharina II in het Balkanschiereiland verzet, hij begunstigde die plannen, mits hem zelf ook een deel van den buit zou toevallen. En hierover werd tusschen de Russische keizerin en den Oostenrij

het een prachtige positie aan de Zwarte Zee verwierf. Turkije had veel lust zich te verzetten, maar kon niet. Niemand wilde het bijspringen: Engeland en Frankrijk hadden pas een zware worsteling achter den rug in den Amerikaanschen vrijheidsoorlo

Rusland en verklaarde den oorlog aan Turkije (1788). Het eerste oorlogsjaar was voor de Turken niet al te ongelukkig. Hun leger had ten minste eenigermate geprofiteerd van de ingevoerde hervormingen, die het meer op een Europeesch leger deden gelijken, en maakte daardoor wat beter figuur onder de leiding van den groot-vizier Joessoef. De bondgenooten, vooral Oostenrijk, hadden op de grootere activiteit der Turken niet gerekend. Het Oostenrijksche leger werd uit Servi? gedreven, het Turksche d

nd uit een toestand van anarchie, waarin het evenals Polen dreigde te gronde te gaan, had gered, wilde niets liever dan een oorlog tegen Rusland, die hij meende, dat nationaal zou kunnen zijn. Veel afleiding verschafte dit Turkije niet, want Rusland had slechts een klein deel zijner krachten tegen Zweden noodig en Gustaaf III, weldra inziende, hoe weinig hij vermocht, tevens begeerig aandeel te nemen in het bestrijden der pas begonnen Fransche revolutie, sloot reeds in 1790 vrede. Maar andere en betere afleiding was er ook. Een opstand brak uit in Hongarije en tegelijk in Belgi?, beide gericht tegen het binnenlandsche regeeringsbeleid van den vorst, die daardoor in eigen land de handen vol werk kreeg. Het was een ernstige crisis, waarin Oostenrijk toen verk

want in Polen was na 1773 een nationale beweging ontstaan, die den inwendigen toestand geheel dreigde te veranderen: dit moest verhinderd worden, meende de Russische vorstin, en vooral was zij van die opinie, toen de Polen een constitutie maakten, waarin een groot aantal misbruiken opgeruimd werden

iende eeuw en die ook wel aan hervormingen dacht, maar alleen aan die op militair gebied. Hij wilde van het oude Turksche leger, dat, zooals we zagen, reeds gedeeltelijk hervormd was, een geheel nieuw leger maken, waarin de oude corpsen zouden worden opgelost. Toen hij, gesteund door Fransche officieren, dit plan ernstig aanvatte, gebeurde, wat te verwachten was: een hevig oproer van de oude corpsen, bang voor hunne voorrechten, ontstond en Selim III werd afgezet (1807). Een zoon van Abdoel-Hamid, Moestafa IV, werd sultan gemaakt en regeerde op de oude wijze voort. Maar nu bleek, dat de hervormingsgezind

een deel van het Turksche rijk heette te zijn, ondernam. En wel terecht ontzag hij de regeering van den sultan niet. Alleen de Mamelukken boden hem tegenstand, toen hij te Alexandri? geland was en naar Cairo oprukte (1798); van hun souverein kregen zij niet den minsten steun. Engelsche invloed te Constantinopel was noodig om den sultan tot een oorlogsverklaring aan Frankrijk te brengen; het was een Engelsche vloot, die de Fransche op de Egyptische kust, bij Aboekir, vernietigde en die

hoofd begon in 1806 opnieuw een oorlog tegen Turkije. Dat was een gevolg van besprekingen tusschen de Russische en Oostenrijksche regeeringen over een nieuwe smaldeeling van het Turksche rijk, waarop ook Oostenrijk, door Napoleon het meest van alle mogendheden gehavend, zeer gesteld was. Toch tastte keizer Frans I niet door, toen Alexander den aanval deed, vooral met het doel om de Donauvorstendommen te veroveren; wel begunstigde Engeland, begeerig Rusland als bondgenoot te behouden, Rusland's eischen te Constantinopel. Zoo waren ook in Zuid-Oost-Europa de verh

lexander beloven en dit twistpunt werd op den duur één der oorzaken van de verwijdering tusschen de beide keizers. De kwestie werd vooral besproken op het congres van Erfurt (1808), maar men kwam niet verder dan dat Napoleon, hoewel tegen zijn zin, maar beziggehouden door andere aangelegenheden en daarom niet kunnende weigeren, er in toestemde, dat de Donauvorstendommen Russisch zouden worden. Eerst trachtte Napoleon de Porte te bewegen ze bij minnelijke schikking aan Rusland af te staan, maar dit mislukte. Opnieuw bezette Rusland nu de landen der Roemenen, en voor het eerst kwam een Russisch leger den Donau over, waarna in Boelgarije enkele veroveringen gemaakt werden. Geen mogendheid kwam Turkije te

, zooals het reeds zoo dikwijls gedaan had. Met die belangstelling van alle groote mogendheden-alleen Pruisen bekommerde zich om die aangelegenheden toen weinig; het liep als trouw bondgenoot van Oostenrijk geheel aan den leiband van den Oostenrijkschen kanselier Von Metternich-kreeg de Turksche kwestie een geheel ander aanzien. Een kwestie noemde men het nu en met recht, want, al waren allen het er over eens, dat gegeven de innerlijke zwakheid van de Sultansregeering, de toestand op het Balkan-schiereiland op den duur niet zóó kon blijven als hij was, over de wijze, waarop veranderingen waren aan te brengen

den waarschijnlijk zonder veel moeite hunne heerschappij over de in het Balkan-schiereiland wonende Christelijke volken voor de Turksche in de plaats hebben kunnen stellen. Nu het echter zoo lang duurde en toch de zwakheid der Turken aanhoudend duidelijker werd, kregen die volken gelegenheid de vraag van geheele onafhankelijkheid voor zich te overw

n 1802 gedaan weten te krijgen, dat de hospodars voor den vasten tijd van zeven jaar zouden worden benoemd en dat niet ieder oogenblik nieuwe zouden optreden, terwijl Rusland een zeker toezicht op het bestuur kreeg. Een eerste opstand, die voorloopig succes had, kwam voor onder d

rende tot een soort Servischen landadel, iets aanzienlijker van stand dan de meeste Servische landbouwers-kwam aan het hoofd; een skoeptchina, volksvergadering, stond hem ter zijde. Servi? dacht zich al vrij, maar toen Alexander I, onder wiens bescherming het zich geplaatst had, na den vrede van Boekarest, waarbij hij voor Servi? amnestie en eigen bestuur had bedongen, zijne troepen uit het Balkanschiereiland teruggetrokken had, kwam het Turksche leger onder Koerchid-pacha. Kara-Georges m

e en de Italiaansche staten op niets uit, want de heilige alliantie, een werktuig in Metternich's hand, kwam voor het behoud der bestaande regeeringen op. Hoe zou het in Griekenland gaan? Het was een veeg teeken, dat Alexander I, die den Grieken vroeger vele bewijzen van sympathie gegeven had, juist in dezen tijd geheel onder Metternich's invloed geraakte en de liberale gezindheid, die hij wel eens placht te toonen, geheel had afgelegd. De schadelijke gevolgen daarvan ondervond Alexander Ypsilanti, zoon van een vroegeren Griekschen hospodar van Walachije, die uit Turkije had moeten vluchten en

den op het vasteland woonden, geleid door Mavrocordato, en het ruwe landvolk, de klephten, die uit den band sloegen en weinig wilden weten van een geregelden toestand op Europeeschen voet. En onmiddellijk na het onderwerpen van Ali van Janina kwam het Turksche leger onder Koerchid-pacha. Wel mislukte diens eerste aanval om den opstand te dempen (1823), maar toen daagde een ernstiger vijand op: Mehemet-Ali. Deze avonturier, geboortig uit een plaatsje in de buurt van Saloniki, had het vertrouwen van den sultan gewonnen en was door dezen erkend als onderkoning van Egypte (1805), waar hij, vooral na het vernietigen van de Mamelukken (1811), een groote macht kreeg en spoedig de allures aannam van een geheel zelfstandig vorst te zijn. Hij had een degelijke krijgsmacht gevormd, naar Fransch voorbeeld ingericht, en hij trachtte langs allerlei wegen Egypte tot bloei te brengen. Tot hem nu wendde Mahmoed II zich om ste

, dat de reactionnaire regeering van koning Karel X een opstand ging begunstigen; de ergerlijke wreedheden, door de Turken in de opwelling van hun fanatisme bedreven, zooals het ophangen van den patriarch te Constantinopel zonder vorm van proces en de uitmoording van de bevolking van het eiland Chios en van Missolonghi hebben die beweging zeer in de hand gewerkt. De drie mogendheden dan verbonden zich (1827), om Turkije tot een wapenstilstand te brengen. De Porte was niet van zins hiernaar te luisteren. Een geallieerde vloot trad toen met geweld op in de baai van Navarino en vernietigde daar zonder veel moeite de Turksch-Egyptische zeemacht. Toen was het pleit spoedig geheel ten gunste van de Grieken beslist. Ofschoon in Engeland na Canning's dood een meer reactionnair ministerie optrad, dat het optreden van den Engelschen admiraal bij Navarino feitelijk desavoueerde, tastten Rusland en Frankrijk door en de Porte kreeg van geen kant steun; ook niet van Oostenrijk, dat haar daarop had doen hopen. Fransche troepen verdreven de Turken uit den Peloponesus, vanwaar Ibrahim zich teruggetrokken had;

fd der Servi?rs, werd hun eerste vorst. Verder werden de Donauvorstendommen meer onafhankelijk van Turkije. Uit eigen beweging had de Porte hun als belooning voor het niet opstaan tijdens den inval van Ypsilanti landgenooten tot hospodars gegeven (1822). Bij het verdrag van Akkerman eischte Nicolaas I ontruiming der beide landen door de Turksche troepen, zooals de Porte dit vroeger beloofd had, en bevestiging van zijn officieelen invloed. Te Adrianopel bedong hij geheele autonomie; voortaan zouden ook de Donauvorstendommen alleen schatting aan den sultan betalen, maar-ze bleven voorloopig door Russische troepen b

ultan, wien Nicolaas zijn steun aangeboden had, niet geheel belangeloos natuurlijk, maar uit vrees, dat Mehemet heerscher te Stamboel worden zou. Wat zou er met een frissche kracht aan het hoofd van het Turkenrijk niet kunnen gebeuren! Russische troepen bezetten Constantinopel en Skoetari en daarvoor deinsde Ibrahim terug. Toch kreeg Mehemet bij het verdrag van Koetajeh Syri? (1832); de mogendheden, vooral Frankrijk, hadden dit te zijnen gunste bewerkt. En Rusland? Bij het ve

rte; het Fransche volk alleen toonde groote sympathie voor Mehemet-Ali, maar de regeering weigerde de wapenen voor hem op te nemen. Verbonden stelden de vier mogendheden: Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen-Frankrijk was met opzet buiten deze quadruple-alliantie gelaten-aan Mehemet-Ali den eisch Syri? te ontruimen, om hem te straffen voor zijn optreden tegen den sultan; Egypte zou hij dan als erfelijk leen mogen behouden. Mehemet aarzelde, wat hem nog het bezit van Acre en omstreken, die hem eerst gelaten zouden worden, kostte. Toen, bevreesd voor het behoud van Egypte, dat Engeland hem liefst meteen ook ontnomen zou hebben, gaf hij toe (1841

rhouden, waar de noodige gelden om het te betalen en van het noodige te voorzien ontbraken? De financi?n waren door lang wanbeheer geheel in verwarring. Er was niet de minste contr?le, er ontbrak een budget. Belastingpachters en gouverneurs der provinci?n zorgden er wel voor, dat er van de opbrengsten heel weinig in de schatkist kwam. Geldgebrek begon het chronische euvel te worden van de eens zoo rijke sultans. En ondertusschen nam in alle deelen van het rijk, vooral waar Christenen woonden, de ontevredenheid met den dag toe. Slechte rechtsbedeeling, afpersingen en andere geweldenarijen werden te onverdraaglij

van alle onderdanen; betere regeling van belastingheffing en militaire verplichtingen; openbaarheid van de rechtspraak. Een reeks van schoone beloften, maar de uitvoering bleef grootendeels achterwege, want de tegenstand van de belanghebbenden bij het behoud van den ouden toestand was zóó krachtig; dat de zwakke Abdoel-Medjid in 1841 een anderen groot-vizier nam, Riza-pacha, die van harte met de oud-Turken, zooals de conservatieven op den duur genoemd

dempt: de Donauvorstendommen verloren toen weer hun in 1829 verkregen recht om zelf hospodars te kiezen; Rusland en Turkije zouden dit voortaan samen voor hen doen. Maar vooral duidelijk werd de hoogere vechtwaarde der Turksche troepen, toen ze in 1849 en 1851 gebruikt werden onder leiding van een energiek aanvoerder Omer-pacha om opstanden in Bosni? en Boelgarije, waarschijnlijk door aanstoken van Rusland uitgebroken, te dempen, wat uitstekend en zonder vele wreedheden gelukte. Ook in deze streken scheen daarna de invoering van en

en als een product der revolutie lang niet welgezind was, te Constantinopel in een scherp conflict. Mentsjikoff zette aan de Russische eischen kracht bij en vroeg tevens-dit laatste in het geheim-de bescherming over alle Grieksche Christenen in het Turksche rijk door Rusland. En nu volgde een ingewikkeld diplomatiek spel, waarin Stratford Canning, ambassadeur van Engeland bij de Porte en een man van grooten invloed, Mentsjikoff op uiterst handige wijze noodzaakte er voor uit te komen, waarom het hem vooral te doen was. De Turksche regeering, zich sterk wetende door den steun van Frankrijk en Engeland, wees den eisch aangaande het beschermingsrecht van de Grieksch-Katholieken onverbiddelijk af en Mentsjikoff, voor wien juist deze eisch, waardoor Rusland ten allen tijde een recht van inmenging in de Turksche zaken zou krijgen, de hoofdzaak was, wilde zich met niets minder dan volledige inwilliging al zijner eischen tevreden stellen. Hij nam na korten tijd afscheid en onmiddellijk daarna bezetten Russische troepen voor de zooveelste maal de Donauvorstendommen. Toen sloten

ebastopol door de Russen of van het gruwzame lijden van de troepen der bondgenooten; eerst na een beleg van een jaar moest de stad zich overgeven en toen waren alle partijen vrijwel uitgevochten (1855). De inneming van Kars door de Russen vergemakkelijkte het sluiten van den vrede, waarover reeds lang onderhandeld werd. Dit gebeurde op een congres te Parijs (1856). Alle daar vertegenwoordigde mogendheden, d.w.z. de vijf groote en Sardini?, garandeerden de integriteit van het Turksche rijk: "elke handeling, die deze onschendbaarheid in gevaar zou brengen, zou beschouwd worden als een kwestie van Europeesch belang"; moeilijkheden tusschen één der mogendheden en de Porte zouden, alvorens men naar de

akte, ging te ver. De Turken wilden er niet van weten, de Christenen, in het geheel niet belust op het dienen in een leger van den sultan, evenmin. Hoe zouden ook die twee klassen van bevolking, die altijd van elkander afgezonderd geleefd hadden, nu in eens burgers van een zelfden staat kunnen worden! Zoo bleef feitelijk de afscheiding voortduren en de Christenen bleven hun hoofdgeld betalen, hoewel onder een anderen naam en in een anderen vorm, n.l. als afkoopsprijs van militaire verplichtingen. Ook van de andere toegezegde hervormingen kwam weinig in. De beide mannen, die er hun best voor hebben gedaan, Fuad-pacha en Ali-pacha, die beide de Porte vertegenwoordigd hadden op het congres van Parijs, vonden weinig steun bij den sultan Abdoel-Asiz, die in 1861 zijn broeder Abdoel-Medjid opvolgde. Het was meest lapwerk, wat er gebeurde. Op financieel gebied ge

ng wilde Rusland werken, toen het na de enquête van 1867 den raad gaf de verschillende volkeren zooveel mogelijk autonoom te maken. Ofschoon de mogendheden een dergelijken leiddraad voor een algemeene politiek niet hebben aangenomen, is het Turksche rijk in Europa toch werkelijk in de tweede helft der negentiende eeuw in dien geest

de maat overloopen (1852). Met groote overmacht viel Omer-pacha het vorstendom aan, maar hij slaagde niet en Oostenrijksche pressie bewoog den sultan weldra de vijandelijkheden te staken, zonder dat zijn doel bereikt was. Na den Krimoorlog deden de Turken een nieuwe poging, maar nu leden zij een ernstige nederlaag bij Grahovo (1858), hun toegebracht door Mirko, broeder van den vorst Danilo. Het gevolg was, dat op aandrang van Napoleon III een Europeesche commissie werd aangewezen, om de grenzen tusschen Montenegro en Turkije vast te stellen; daarmede werd dus feitelijk het kleine vorstendom geheel onafhankelijk. Nieuwe moeilijkheden kwamen, toen in 1861 Herzego

sultan door de skoeptchina aangenomen was. Hij bewerkte, ook weer gesteund door Rusland en Frankrijk, de ontruiming van de citadellen in Servi?, die nog door Turksche troepen bezet waren. Na Micha?ls vermoording in 1869 en zijne opvolging door zijn neef Milan erkende de Porte de erfelijkheid van het koningschap in het huis Obrenovitch. Een Servische constitutie (1869) werd opgesteld, zonder dat men zich om des sultans toestemming bekommerde. Feitelijk was Servi? dus onafhankelijk en zoo was het ook met de Donauvorstendommen, waartusschen bovendien een sam

ooral deden dit de drie keizers, die van Rusland, Oostenrijk en Duitschland, sedert 1871 door een entente met elkander verbonden. Frankrijk was nog niet hersteld van de hevige slagen, die het in den Fransch-Duitschen oorlog8 gekregen had, en kon daarom weinig invloed doen gelden; Engeland nam eerst een afwachtende houding aan. De drie keizers stuurden aan op hervormingen; zij wilden den opstand daardoor be?indigen, bepaaldelijk, Oostenrijk, dat zeer ongaarne een groot Servisch rijk op zijne Zuidgrens zag ontstaan. De sultan gaf vele goede woorden; er werd

willendheid der andere mogendheden verzekeren om een herhaling van den Krimoorlog te voorkomen. Daarom stelde hij het samenroepen van een conferentie te Constantinopel voor. Te Londen bestond niet zoo veel eensgezindheid om de Porte tegen Rusland in bescherming te nemen als vroeger: Gladstone, de leider der Whigs, gunde "den grooten moordenaar" te Stamboel niets goeds, maar Disra?li, toen aan het bewind, was fel Russophoob en had zich daarom onthouden van onderteekening van een door de andere mogendheden te Berlijn opgesteld memorandum aan de Porte, waarin op krachtige wijze op hervormingen aangedrongen werd. Alleen onder invloed van de publieke opinie in Engeland had hij ten slotte in de conferentie van Constantinopel toegestemd, waar in de eerste plaats een wapenstilstand in den oorlog met Servi? zou worden ge?ischt en verder natuurlijk hervormingen. Onnoodig te zeggen, dat Ridhat-pacha, de leider der Oud-Turken, van die eischen niet gediend was en dat de conferentie mislukte, maar tegelijk speelde de Turksche regeering een prachtig comediespel; een zeer vrijzinnige constitutie werd uitgevaardigd, op denzelfden grondslag gebouwd als het hervormingsbesluit van 1856-uit eigen beweging hervormingen dus!-en tegelijk kwam een vergadering van 240 ambtenaren bije

ing Plewna in den rug den Russen. Tevergeefs bestormden dezen zijne zeer sterke positie; zij moesten overgaan tot een formeele belegering en even dapper als de Russen te Sebastopol gedaan hadden, gedroegen zich de Turken, nu zij de belegerden waren. Eerst nadat groote Russische versterkingen aangekomen en een reeks van zware gevechten rondom Plewna geleverd waren, nadat een Turksch ontzettingsleger teruggeslagen was en Osman, die aan alles gebrek kreeg, tevergeefs een wanhopige poging gedaan had om zich door de Russen heen te slaan, moesten de Turksche troepen capituleeren (Dec. 1877), maar de eer van het Turksch leger was gered, voor het eerst sedert heel langen tijd. Nu trokken de Russen den Balkan over, namen Sofia, Adrianopel (Januari 1878), terwijl een ander leger onder Melikoff verschillende veroveringen in Armeni? gemaakt had. De Porte, nu ook weêr in oorlog met Servi?, dat opnieuw naar de w

dzaak waren Engeland en Rusland het reeds eens geworden vóór de opening van het congres, dat daardoor precies in één maand kon afloopen. Groot-Boelgarije verdween: alleen het eigenlijke Boelgarije ten Noorden van den Balkan werd geheel autonoom onder een door de Boelgaren te verkiezen vorst; de provincie Oost-Roemeli? kreeg eigen administratie, maar de gouverneur zou door de Porte benoemd worden; Macedoni? bleef geheel Turksch; Montenegro en Servi? kregen minder uitbreiding dan hun eerst was toegestaan; Montenegro kreeg Antivari met de kuststreek, daarbij behoorende; Servi? alleen het district van Nisj en Pirot. Het lot van Bosni? en Herzegowina werd geheel veranderd: zij bleven in naam Turksch, maar Oostenrijk zou ze "occupeeren" en besturen; om ze te beter te kunnen beheerschen, kreeg Oostenrijk bovendien het recht van militaire bezetting in het district Novi-Bazar, waardoor

orlog deelgenomen hadden, met groote voordeelen gingen strijken, terwijl Rusland er tamelijk bekaaid afkwam. Ook voor de toekomst was dit van beteekenis: Oostenrijk, dat tusschen 1859 en 1866 zijn invloed in Itali? en Duitschland verloren had kreeg een bevoorrechte positie in het Balkan-schiereiland en kon hopen daar op den duur nog meer schadeloosstelling te verwerven voor de verliezen in het Westen. Rusland daarentegen, dat Roemeni? diep gegriefd had,

sche agitatie en een oorlog dreigde. Op aansporen van de mogendheden, vooral van Frankrijk en Engeland, gaf Turkije toe en Griekenland kreeg iets, hoewel niet alles, wat het wilde: de grens werd in het Noord-Oosten van Thessali? tot aan de Zuidelijke helling van den Pindus en den Olympus verlegd; Griekenland werd bovendien verrijkt met een deel van Epirus (1881). Daarna werd vooral Kreta de inzet van nieuwe verwikkelingen met de Porte. Dit eiland had herhaaldelijk getracht zich van de Turksche heerschappij te ontslaan; het mislukte steeds, maar de altijd beloofde hervormingen van de Porte bleven ook na 1878 grootendeels onvervuld. Het was ten gevolge van de twisten van Christenen en Mohammedanen voortdurend onrustig op het eiland, niettegenstaande ook de mogendheden zich meermalen met de zaak bemoeiden en in 1896 den sultan zelfs dwongen er in toe te stemmen, dat hunne consuls te Kanea toezicht op de regeering zouden uitoefenen. Griekenland had dit spel met het grootste ongeduld gevolgd en werd alleen onder pressie van de mogendheden in den band gehouden. Eindelijk, in 1897, barstte de bom, doordat de Grieksche regeering, gedwongen door de publieke opinie in het eige

? hulp dreigde te verleenen, redde dit laatste land. Echter baatte zijne overwinning vorst Alexander niet: ofschoon de andere mogendheden en ook de sultan geen overwegend bezwaar tegen Alexander's regeering over Oost-Roemeli?, hoewel dan in kwaliteit van gouverneur, maakten, weigerde Rusland hardnekkig er in toe te stemmen; het wilde zich houden aan het verdrag van Berlijn! Die houding van Rusland had zijn terugslag in de binnenlandsche aangelegenheden van het vorstendom. Een militaire samenzwering werd gesmeed en vorst Alexander buiten zijn vorstendom gevoerd, maar hij keerde terug en vond bij de niet-Russische partij aanhang genoeg om zich staande te houden. Toen trachtte hij zich met keizer Alexander III te verzoenen, maar deze was onvermurwbaar; hij verklaarde zich van elke bemoei?ng met Boelgarije te zullen onthouden, zoolang Battenberg er vorst bleef. Deze deed daarna vrijwillig afstand van den troon (1886). Maar Rusland profiteerde er niet bij, want de anti-Russische partij kwam aan het roer met Stamboelow als president van een regentschap en deze helderziende, maar heerschzuchtige staatsman was een verklaard vijand van den Russis

steun, dien de opstandelingen ontvingen uit Boelgarije, scheen een oorlog tusschen dit land en Turkije ten gevolge te zullen hebben. Toen kon men hooren, dat Griekenland neiging toonde Turkije te gaan ondersteunen tegen de Bulgaren, natuurlijk niet uit pure liefde voor de Porte! Het kwam echter niet tot openlijken oorlog. De mogendheden gaven duidelijk genoeg te kennen, dat zij niet van zins waren zich met geweld in dit wespennest te steken. Zij, bep. Oostenrijk en Rusland, ditmaal broederlijk samengaand, sloegen den reeds zoo vaak gebruikten weg in en boden den sultan een programma van hervormingen aan, welke stap ondersteund werd door de andere mogendheden. De Porte nam dit programma aan, Boelgarije stelde er zich voorloopig tevreden mede en ging afzonderlijk met den sultan een overeenkomst aan over het terugbrengen van groote aantallen Macedonische vluchtelingen uit Boelgarije naar hun land. Er werd o.a. een gendarmerie onder een Europeesch officier en onder toezicht der mogendheden ingesteld tot handhaving der orde. Men hoopte op een dergelijken toestand als op Kreta, maar kwam hier bedrogen uit. De onderlinge bestrijding der Balkan-volkeren in Macedoni? duurde voort, werd eigenlijk al erger. En de mogendheden lieten het verder begaan evenals Turkije. Men zou zoo denken, dat deze zaak Turkije buitengewoon ter harte moest gaan, want, verloor het op de een of andere mani

dal ooit weêr zou ontruimen. In Azi? heeft Rusland de Turken in het Kaukasusgebied en in Armeni? een heel eind teruggedreven, maar elders staat de Turksche heerschappij in Azi? nog uiterlijk ongeschonden. Zal dit nog lang duren? Er is ééne kwestie, de Armenische, die in Klein-Azi? voortdurend de rust bedreigt. Op schandelijke wijze zijn de Roomsch-Katholieke Armeni?rs meermalen, v.n. in 1894–1896, door de Turken mishandeld; de tooneelen, die in Boelgarije zoo sterk de aandacht van geheel Europa trokken, werden hier herhaaldelijk vertoond; duizenden Armeni?rs werden door Circassi?rs en Koerden vermoord. Herhaaldelijk werd de Porte aangespoord deze gruwzame vervolging te staken. Te Berlijn was in 1878 ook deze kwestie ter sprake gebracht en Turkije legde heel gewillig beloften tot verbetering af. Het bleek echter spoedig, dat, wilde men iets bereiken, ook hier een andere weg zou moeten worden ingeslagen. De groote moeilijkheid was: welke? Van hun naasten besche

ngres van Berlijn, geleid tot de vorming van een drievoudig verbond van de twee laatstgenoemde landen en Itali? eenerzijds en het tweevoudig verbond van Rusland en Frankrijk anderzijds, terwijl Engeland zich, uit vrees voor het vooral in economisch opzicht steeds sterker wordende Duitschland, bij de twee laatste mogendheden aansloot (de entente). Het haast noodzakelijk gevolg van deze Engelsch-Fransch-Russische entente was, dat verwacht mocht worden, dat Turkije door Engeland niet meer beschermd zou worden. Wel bleef voor Oostenrijk-Hongarije alle reden bestaan voor het behoud van den status quo te ijveren, terwijl Duitschland, niet alleen als bondgenoot van dit land, maar ook om de belangen, die het zelf in het Oosten begon te krijgen, neiging vertoonde den Sultan de hand boven het hoofd te houden. Keizer Wilhelm II wijdde door zijne reis naar Zuid-Oost-Europa en Syri? in 1900, een op

ing gekomen was. Servi? en Rusland, dat van ouds in Montenegro een trouwen bondgenoot had, naderden daarentegen tot elkander. In het eerste land ontstond de hoop, dat de Servi?rs in Bosni? en Herzegowina nog eenmaal van Oostenrijk bevrijd zouden worden; een groot-Servisch rijk zou misschien met Russische hulp kunnen ontstaan. Voor Oostenrijk beteekende dit een groot gevaar, want een groot-Servisch rijk, dat zich wellicht tot de Adriatische Zee zou gaan uitbreiden, zou

orkomen. Hebben de Jong-Turken-want hun opstand van 1908 bedoelen wij-de kracht gevonden het verval te be?indigen? De zeer gecompliceerde geschiedenis na 1908 tot nu geeft nog geen recht deze vraag ontkennend of bevestigend te beantwoorden. Wij vertellen deze geschiedenis, blijvend binnen ons kort

is, dat de sultans te Stamboel vroeger bewoonden; nu de groot-vizier van zooveel betee

non, door de Turken als kruitmagaz

geven is, wat Turkije achtereenvolgens

handen geweest zijn, zijn ze op de ka

urde pas

eette te erkennen, ofschoon ze sedert 1718 geen schatting meer betaalde, door Napoleo

emeene h

omen in het verdrag van Parijs, in zoo verre te doen opheffen, dat het nu wel arsenalen en oorlogsschepen in die zee mag onderh

nu hunne landen geheel onafhankelijk gew

han

n beraamden programma's van hervormingen. Zij dweepten niet als de vroegere Jong-Turken met het West-Europeesche parlementaire systeem, oordeelende, dat die voor een zeer gecompliceerden staat als den Turkschen minder zou deugen. Zij voelden het meest voor een Republiek, maar aanvaardden de constitutioneele monarchie als overgangssysteem, als eerste stadium voor den nieuwen tijd. Hoofdzaak was: aan de absolute regeering van Abdoel-Hamid een einde te maken. Het duu

ar Constantinopel, voorkwam het gevaar door toe te geven: Op den 24sten Juli decreteerde hij zelf, dat de constitutie hersteld was. Een volksvertegenwoordiging werd meteen samengeroepen. Nu werd het een uitbundige vreugde in den Balkan, voor zoover nog onder Tu

allerminst mede ingenomen; de regeering, ofschoon vasthoudend aan het drievoudig verbond, deed het voor Oostenrijk minder aangename voorstel een Europeesche conferentie samen te roepen, om de zaken op den Balkan opnieuw te regelen. In dezen tegenstand openbaarde zich eigenlijk de Europeesche verhoudingen: de gebeurtenissen op den Balkan gaven er slechts de aanleiding toe, dat de beide Europeesche staten-groepen elkander haast in de haren vlogen. Duitschland schaarde zich zonder voorbehoud aan de zijde van zijn bondgenoot. Een groote Europeesche oorlog heeft toen zeer ernstig gedreigd. Het schijnt, dat vooral Rusland, dat zich militair nog niet voldoende hersteld had, niet met kracht heeft durven doortasten. Tot vermindering van de spanning, die sedert October 1908 in Europa heerschte, droeg veel bij, dat Oostenrijk-Hongarije er in slaagde Turkije te bewegen zich in het fait accompli te schikken. Hier was de beweging tegen de annexatie lang niet zoo heftig geweest als in de landen der entente, en in Servi?. De regeering had geprotesteerd en er was een boycotbeweging in enkele Turksche havens ontstaan. Ernstigeren vorm had het conflict niet aangenomen. En Abdoel-Hamid bleek spoedig bereid voor de betrekkelijk aanzienlijke schadeloosstelling van 2–1/2 millioen Turksche ponden zijne souve

sterk van het onder de Jong-Turken overheerschende comité van Unie en Vooruitgang onderscheidde. In April 1909 werd het parlementsgebouw te Constantinopel door soldaten bezet en het ministerie, toen grootendeels uit voorstanders van het comité bestaande, geheel gewijzigd. Maar onmiddellijk rukte nu het Macedonische leger, dus het leger van de Jong-Turken, naar Constantinopel op en het deed dit onder opperbevel van Mahmoed-Sjefket-pasja in de beste orde. Straatgevechten in de hoo

inistisch-Turksch. Niet om gelijkstelling bleek het haar te doen, maar om gelijkmaking, om assimilatie van de verschillende deelen aan de Turksche norm. Afschaffing van alle bijzondere rechten, den onderdeelen in verschillende mate toegekend, en sterke centralisatie van de regeering werden de leus. Het moge waar zijn, dat de Jong-Turken hiermede de verwezenlijking van zekere moreele idealen hoopt

hiertoe een eerste schrede. Nu verdween de geest van verbroedering van 1908 zeer snel. Niet alleen in de Christelijke streken van den Balkan, ook in de door Mohammedanen bewoonde werd het roerig, tot in Syri? toe, waar juist de Arabieren in den beginne den Jong-Turken zeer goed gezind geweest waren, maar-van de centralisatie waren ook zij volstrekt niet gediend. Evenmin als de Albaneezen, ze mochten dan den Islam of het Christendom aanhangen, die juist op hunne groote mate van zelfstandigheid prat waren geweest. Van 1909–1911 kwam het onder hen van opstand tot opstand. In Macedoni? begonnen de gevechten opnieuw; de toestand van vóór 1908 keerde terug. De regeering toonde zich ontegenzeggelijk

ht verwijten, dat zij zeer weinig gedaan had, om de in diep verval verkeerende marine op te beuren, zij had in drie jaar toch niet genoeg kunnen doen, om Itali? ter zee te weerstaan-en dit zou het eenige middel geweest zijn, om Tripoli te behouden. Terwijl de strijd in Libye nog voortduurde, sloot de Turksche regeering met Itali? te Lausanne vrede (October 1912): zij stond Tripoli af, waar de sultan de

gestaan; wat moest er gebeuren met het land, dat men den Turken zou ontnemen? Met Macedoni?, waarop Bulgarije, Servi? en Griekenland alle drie aasden. Met Albani?, dat Servi?, Montenegro en Griekenland al even zeer begeerden. Met Constantinopel! En natuurlijk zouden de groote mogendheden de definitieve regeling niet buiten zich om laten geschieden. Rusland had de hoop op Constantinopel niet definitief opgegeven. Oostenrijk en Itali? wenschten geen sterken staat aan de Adriatische Zee. Hierin stemden de belang

een Grieksch-Boelgaarsch verdrag, gesloten werd en dat iets later ook militaire afspraken tot stand kwamen. De staatkundige toestand, zooals deze er na een eventueele overwinning op de Turken zou moeten uitzien, werd echter volstrekt niet precies vastgesteld. Boelgarije en Servi? werden het over de verdeeling van Macedoni? vrij wel eens; over een betwist gedeelte zou de keizer van Rusla

d de spanning op den Balkan zeer toenemen. Toen toonden de groote mogendheden, v.n. Oostenrijk, neiging zich met de zaken te gaan bemoeien, om den dreigenden storm te bezweren. Zij verklaarden geen veranderingen in den status quo te zullen dulden-, zooals ze vroeger meermalen gedaan hadden. Juist één dag later verklaarde Montenegro, als wilde het met deze verklaring openlijk den spot drijven, aan Turkije

Boergas en Tsjorloe, maar stieten, zelf door verliezen en ziekte verzwakt, het hoofd voor de linie van Tsjataldza, terwijl ze ook Adrianopel eerst niet konden veroveren. Onderwijl veroverden de Servi?rs na hunne overwinningen bij Koemanovo en Monastir een zeer groot deel van Macedoni?; zij ondernamen bovendien een expeditie naar het Westen, die zelfs leidde tot de bezetting van Durazzo in Albani? aan de Adriatische Zee. De Grieken stelden zich in het bezit van Epirus en Zuidelijk-Macedoni? met Saloniki, waar ook een Bulgaarsch legertje binnentrok. De Montenegrijnen behaalden voordeelen aan de grenzen van hun land, maar het gelukte hun niet Skoetari te nemen, evenmin als de Grieken er in slaagden Janina te bezetten. T

en, dat ze niet zouden dulden, dat Servi? zich aan de Adriatische Zee nestelde. Het eerste land zag de groote uitbreiding van Servi? in Zuidelijke richting ook zeer ongaarne, maar moest zich hierin wel schikken. Evenzoo verzetten de beide, pas genoemde landen er zich tegen, dat Walona in Zuid-Albani? aan Griekenland kwam. Zij stelden voor de stichting van een zelfstandig vorstendom in Albani? en wisten dat met steun der andere groote mogendheden door te zetten. Een gezanten-conferentie te Londen zou de grenzen van het nieuwe vorstendom regelen

k op dezelfde voorwaarden als door hare voorgangster waren goedgekeurd. Bij den in Mei 1913 te Londen gesloten vrede verloor Turkije al zijn Europeesch gebied behalve het deel van Thraci? ten Zuiden van de lijn Enos-Midia; dus Constantinopel met het achterland dezer stad, juist genoeg om Bosporus en Dardanellen te blijven beheerschen en daardoor een rol van beteekenis in de Europeesche zaken te kunnen spelen. Het zou een oorlogsschatting hebben te betalen, maar alleen als vergoeding van het aandeel in

s van de door keizer Nicolaas II aangeboden arbitrage te aanvaarden, viel het in Juni zijn vroegeren bondgenooten plotseling op het lijf. Maar nu bleek het zijn krachten verre overschat te hebben, te meer, omdat het met Roemeni? ook nog te maken kreeg, dat, optredend voor het vestigen van een evenwicht op den Balkan, zich aan de zijde van Boelgarije's vijanden schaarde. Binnen twee weken was het aan alle kanten schaakmat gezet. De Grieken verdreven het Boelgaarsche garnizoen uit Saloniki. De Servi?rs namen nog meer van Macedoni? in bezit. De Roemeni?rs stelden zich in het bezit van Silistri? in het Boelgaarsche deel van de Dobroedsja ten zuiden van den Donaumond. Ja, de Turken namen de gelegenheid waar, om Adrianopel met een groot deel van Thraci? te hernemen. Tsaar Fe

e voor de zooveelste maal geweest te zijn.

kroonprinselijk paar te Sarajewo in Juni, door Oostenrijk aan de kuiperijen der groot-Servische propaganda geweten; de zware eischen, toen door Oostenrijk aan Servi? gesteld! Maar de oorzaak heeft men te zoeken in de tegengestelde belangen

in-, terwijl Duitschland twee zijner kruisers, die uit de Middellandsche Zee naar Constantinopel den wijk genomen hadden, aan de Turksche regeering aanbood, accentueerde direct deze verhouding. Ongeveer een jaar later volgde Boelgarije Turkije's voorbeeld: het hoopte zoo te herwinnen, wat het in 1913 had moeten opgeven. Dientengevolge werd het Balkan-schiereiland een der belangrijkste onderdeelen van het algemeene oorlogsterrein. De expeditie der e

htig verweer met hulp van de Duitschers, die het Turksche leger reeds vroeger ten deele gereorganiseerd hadden, hebben zij het

ng der

ropa in ±1350 t

an het Turksche Rij

van het Turksche Rij

D. BOLLE T

R.

ISLA

D

WERKT DOOR MR. H

E GODS

VóóR D

NA DE

OVERLEVERING

N DE PLEC

OUD-GELOOVIGEN EN DE BEKEER

DSTE

ONDER DE EER

MA?LI

?OEN

M IN HE

E MONGOLEN,

HHABI

WOORDIGE

0 IN PRACHT

D. BOLLE t

KUI

ODSDIENSTEN VAN AL

BEROEMDE BOEK VAN

erderde uitgave. Pop

ATEN. GRO

E EERSTE GODSDI

DEN GOD

BRAM

A. ZIJN LEVEN

US EN Z

' EN ZI

MAGI

ER EN Z

OF HUI

ELDEN OF

JOD

HRIST

ER DER

CHE GODS

RIPPEN DER

AANSCHE

DER ME

HEOS

TH. HET LEG

METSELA

vooral ook voor het Christenhuisgezin en dat een onderwerp behandelt, waarover nog wein

htigheden en gebruiken, die dikwijls de onverklaarbaarste, vreemdste, somtijds ook de gruwelijkste en wreedste vormen aannemen. Wij volgen de Geschiedenis der Godsdiensten tot in onze dagen en leeren

? 4,50 IN PR

D. BOLLE t

ON DE LA

DSDIENSTEN EN WIJSGEER

NGRIJK WERK

VAN DEN

HEIME

NKHYA

DANTA

I'S YOGA

ERE ST

OEDDH

SUFF

NSTSTELSEL

CHE TOO

VED

5 In Pracht

lo

ikbaa

van welke soort dan ook. U mag het kopi?ren, weggeven of hergebruiken onder de voorwa

tions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of th

erg catalogus

de

elling. Er is geen poging ge

gingen zijn aange

an het einde van de

aanhalingstekens openen worden ge

an personen. Waar dit in de bron niet consistent is geda

igeerd. Waar een nummer is overgeslagen, i

In een paar gevallen is wel een voetnootverwijzing in de tekst geplaatst maar is de

e in het register zijn s

fkortingen zijn stilzw

. De oorspronkelijke tekst is weergegeven in het sic attribuut. He

plaats vlakbij waar er in de tekst v

ofdstukken en verzen wordt d

men

oera) s

stuk nummer>

tructuur ten behoev

estone elementen, met de waard

orr elementen. Beide genereren HTML

elementen in corr

corr elementen, niet and

mmers aan te geven. Dit met name om ze

ltijd de instemming van Islamieten zullen krijgen, geven ze een boel waardevolle achtergrondinformatie. Ook wordt deze vertaling voorafgegaan door een aantal interessante inleidingen, en gevolgd door een korte geschiedenis van Turkije. Lees deze uitgave in het tijdsbeeld van het einde va

ederode. Een tweede druk verscheen bij deze uitgever in 1879. De derde druk verscheen in 1905,

te sur le texte arabe par m. Kasimirski; revue et précédée d'une introd

auteurs en

stein-Kazimirs

eyzer (1

Japikse (

ertalingen in

n Ullmann en de Latijnsche van Maracci; met bijvoeging van aanteekeningen en ophelderingen der voornaamste ui

ers; bew. door Asad Jaber en Johannes J. G. Jans

ramers (1891–1951), hoogleraar in het Arabisch te Leiden werd aangetroffen bij zijn nalatenschap. Dez

enis van betekenis van de Arabische tekst in het Nederl

ptabele. De Groninger Arabist Dr. Fred Leemhuis heeft bij zijn vertaling ("weergave") rekening gehouden met

ammad Ali en Jeroen Rietberg, Den Haag,

se vertaling uit Pakistan, en stamt va

ntgesc

2006 b

e Refe

externe referenties. Het kan zijn

eter

eringen zijn aange

e Bron V

jbel

ndie

, 643, 643, 647, 647, 648, 650, 650, 651, 652, 652, 652,

295, 300, 306n, 326, 352, 370, 421

chemering De M

ijk voor

??

arn

ngels voor

280, 300, 304, 309, 331n, 331, 361n, 392,

25, 25 Pe

ine

Ismae

hens

omtt

ige je

edigd b

aarde b

7, 264 Gab

ffing af

len a

Abyssinie

liugen vlu

ijd

enen e

happen gez

Aswa e

4, 75, 75, 75, 59

eirdde v

rmen g

jtak

42, 3

t in br

1, 273, 286, 287, 288, 294, 316, 334, 335, 336, 365, 380, 394, 434, 462, 470, 470, 470, 474

oode be

lkaar

-lijk d

och

jireh

7, 290, 336, 34

nge e

amets

traf,

e-derij

geneen g

ntab

nnne

tenen Ch

????

nder

07 [Niet

[Verw

et in

o'dinn Ja

21, 559 (

lof

kekenis

mmeri

elde ve

ovfgen on

bbben

t in br

ieden ge

hael M

8, 212, 277, 324, 362n, 382, 3

achte

???

[Niet i

tingen ve

e

eort

abob

Jalallo'ddi

in bron

an v

179

ieten Is

oort b

htten

hiedt o

, 569n, 576

eena

terdis d

rsonen

doelt

tsoorlog god

413 . [V

uchten

ildawi

mram

heften

slama

Godt

oede

daten z

, 135, 137, 138, 141, 142, 142, 153, 153, 1

ondert af

vaardig r

188,

vrijd

, 305n, 308, 323, 369n, 435,

rzaamt ge

52

al

et in b

eering

idawi

kwest

iilen

neeer

06 Jah

r6

wa

vn

ntnnis ve

ebben

vers 170 Hoofds

lerlei

ijdijs

et in b

enaars afg

fstuk h

me-en

voren

egesteld s

, vers 25 Hoofd

alary

57

et in b

10

488 z

et in b

hoonen

t in bro

93

woner

wat

arrom

ienst go

personen tus

et in b

erhaast

rdheid

et in b

01, 574 Isr

et in b

awswl

operij

et in b

ovige ge

leor

Júd

asten g

iet in

imbod

5 Kitfi

6 , [Ve

bbi?l

erbelot

reide t

et in b

19

13

gomet

, 596, 625 [N

24

33

vers 72 Hoofds

459 hu

loofd

oordag a

alling

etiging v

ue

chtig

71

hillende

Saman

Salla

Gosra

et in br

, 306 Am

loddin Ja

13

bijlon

uzalm J

arzan

eide

[Niet in

Di

en

5

hieten Ko

ringenn

idawi Al

'ddin Jal

lo'ddim J

hoofd

slagen

khchari al

ksmen

aniel

gi

ulien

Ra

iet in

50

eveeel

zi

ouden

[Niet in

athra

e-dere

annet J

97

96

en

do

ende

ovingen on

gadert

et in b

ngenaam

bonden

aerins M

499

ening r

llalo'din J

zhn

lo'ddin J

et in b

et in b

lo'ddin J

Okba

is i

56

k (vers 38) XXVIIIe

11

[Verw

asasn

vies D

schikt ge

in

eldheid h

32

alo'ddin J

edhr

laats g

he

ddommen

vaart

reuwd b

He

ijftigste tweeh

ze

gtige

47

opoolsche Kons

otani? Me

6

625 [Niet

36

oezen a

1

ortelde va

?????

en

doeld b

9

[Verw

Ean

58 Ais

oren

ge-ve

tren o

ln

toen

hoek

ary S

et in b

looft

Yhya

8

goden-

ul- z

motallib A

inschap nak

idahi

et in b

48

et in b

????

rimp

erelk

et in b

kmshari

op

noemd

iet in

arde w

tieken

et in b

4 , [Ve

eldsden

leien

ehel

maakt

iebiya

ierierig n

chaden

aa

et in b

zefde

ze onz

XXXV

henen l

chen lo

lijheid verg

5

eners

niez

15

roefd b

rbied

emen

eide

laat

loofd

[Niet i

urbare onv

t in bro

jldigen be

ooven ong

8

iet in

et in b

tein f

ntijn

lllen

6

tiigste

om

aginta Se

et in b

34

velen

biedt

denen

et in b

maar

tichste N

panning w

13

ziel

vv

lijden v

et in b

12

oving be

3

wiyat H

apolus P

59 Ail

ouba T

te

5

oedigen l

iochie

ssias

arie

Kedr

Hn

ee

VVIII

alec

odina

stra

Aron

erdom O

aamheid Onge

etenden

6

on zoo

oha?b

aboec

lland

allen

24 Jerusale

derbeg S

sophia A

sp

kelingen ve

pans

agnsa

burger H

een of

e?man S

ggeven t

prilli

ieoorlog su

kusus K

20 IJpsilan

nsten

staande niet

1038

staande

LIETEN IS

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY