e, den ouden hofmeester, die een lepel had laten vallen aan een aartshertogelijk hof, en de piepjonge kennertjes draafden buiten adem rond. Cornélie vond, over haar
s, de blauwe snoeren, de esthetische werken, en hare, vleesch uitrafelende, vingers, dat aller oogen steeds naar haar toegingen, als onder een medusa-achtige suggestie. De jonge barones, een type uit de Fliegende Bl?tter, geestig, vlug, met haar rond Duitsche gezichtje en hoog geteekende wenkbrauwen, lachte met Cornélie, en toonde haar in een schetsboek een vlugge krabbel, die zij van de twee esthetische dames gemaakt had, toen Giuseppe eene jonge dame leidde aan het einde van de tafel, waar Cornélie en Rudyard over elkander zaten. Zij was klaarblijkelijk pas aangekomen, groette met een "evening" in het rond, en ging ruischende zitten. Van de esthetische dames af, gingen aller oogen naar deze nieuweling. Men zag dadelijk, dat zij een Amerikaansche was, bijna te mooi, te jong, om zoo maar alleen te reizen, met een glimlachend aplomb, of zij thuis was, heel blank, heel mooie donkere oogen, tanden als een reclame voor een dentiste, haar volle buste gegoten in mauve laken met zilveren passement geheel gearabeskeerd, op haar zwaar uitgegolfde haren een grooten mauve hoed met een cascade van zwarte struisveêren, vastgehouden door een te groote gesp van strass. Bij iedere beweging ruischte de zijde van haar onderrok, wuifden de pluimen, schitterde het strass. En niettegenstaande deze opzichtigheid was zij als een kind, misschien even twintig jaar, met een na?even blik: zij richtte dadelijk het woord tot Cornélie, tot Rudyard; zeide, dat zij moê was, van Napels kwam, gisteren avond gedanst had bij
ij zitten in
et de baronin, an
uitsch
J
ij va
rmoed
n dit pension? vro
lie l
. Ik ben hier pas
el is. Ik heb gehoord, dat hie
ie. Maar ik heb mijn ti
m met wapens, van allerlei geslachten, en een ander album met staaltjes zij en
rnélie. Maar nu moet
rd wachtten reeds in de vestibule en vroegen waarom zij lachte. Zij vertelde van h
rwijl zij met deze voorging, de Via Sisti
Duitsche vrouw, uit militaire adelkringen, een koud cynischen bl
hebben. Mr. Rudyard is heel aardig. Hij helpt ons met allerlei: kaarten voor een mis van den Paus, introducties hier, invitaties daar. Hij schijnt veel invlo
iepen
nam Corné
, bij een magere kip. Vind ons niet slecht, niet cynisch. Ach, misschien zijn wij het. Men wordt zoo door ons cosmopolitisch, plichtvrij, bandenloos leven: onedel, c
donkere straat zag zij Rudyard en de jonge
uw docht
ijn zwarte nagels. Wij nemen alleen zijn introducties aan. Doe ook zoo. Of ... doe het niet. Het is misschi
r in eene vrouw, opgevoed in enge begrippen van plichtmatigheid en moraal. Edel was het niet; maar was het niet moêheid om
licht, en Rome lag in den blauwen blankigen nachtgloed. Uit den vollen beker der fontein, onder de zwarte steenei
mooi zijn, zei
ren ook nader gekomen, en
tig. En Rome is meer. Rome is
d voor haar, in zijn zwarte jas, zonder veel linnen: altijd een dikke beleefde heer. Zijn stem was heel doordringend, met een rijken k
haar niet te veel laten nadenken ov
voor velen ... omdat
hetische banaliteit, maar hij had het