etseerde hij, studeerde hij, hier sleepte hij bij elkaar alles wat hij voor moois en antieks kon krijgen in de winkeltjes langs den Tiber o
teit voelen ontwikkelen, kon hij snuffelen bij een ouden jood, leerde hij schacheren als zijn beurs niet vol was, en verzamelde hij eerst prullen, later, langzamerhand, voorwerpen van kunst- en geldswaarde. En hij had er alles voor over: het was zijn eenige ondeugd: hij verdeed er al zij
n hoed zonder kleur, en verregend van vorm, was zijn liefste hoofddeksel. Zijne moeder en zusters vonden hem meestal ontoonbaar, maar hadden het opgegeven hem te metamorfozeeren in den eleganten zoon en broêr, dien zij zoo gaarne in de salons hunner Romeinsche kennissen hadden gebracht. Blij te ademen de atmosfeer van Rome, dwaalde hij uren door de ru?nes, en zag hij,-verblindend vizioen van droomzuilen,-etherische tempels, pale
e figuren duidelijk traden, tegen den marmeren achtergrond van oud Rome aan. De reusachtige drama's speelden voor zijne droomende oogen af als op een ideaal tooneel, dat zich van het Forum uitstrekte naar de wazige zonneblauwtes van de Campagna; met coulissen, die zich verloren in de diepte van de lucht. Het Romeinsche leven gebaarde er zich, met een armbeweging uit een toga, een dichtregel van Horatius, een plotseling vizioen van een keizermoord of een gladiatorenspel in de arena. En plotseling ook verbleekte het beeld, en zag hij de ru?nes, de ru?nes alleen, als de tastbare schaduw zijner onwezenlijke illuzie: zag hij de ru?nes, zooals zij waren, verbruind en vergrauwd, opgegeten van oudheid, verbrokkeld, gemarteld, met mokers verminkt, tot maar ènkele zuilen nog optrilden en droegen een bevende architraaf, die dreigde in
dicht bij elkaar bevestigde schetsen, allen rondom hem heen, allen met de bekoring van hunne lijnen en kleuren, allen met het stille gebaar van hun beweging en emotie, en samensmeltend in schemering van hoeken en schaduw van antiek kabinet. En daartusschen leefde zijn porcelein en brons en oud-zilver, en straalde-uit dof het getaande goudborduursel van een kerkelijk gewaad, en stonden bruin, gezellig gereid, de oude leêren banden van boeken, waaruit, geopend in zijne handen, ook opstegen en wolkten-op de vele figuren, levend hun liefde en smart in die getemperde bruinen en rooden en gouden der geluidelooze atelier-atmosfeer. Zoo was zijn eenvoudig leven, zonder ve
h weifelende, het artistieke en toch pogende meê te spreken in haar tijd: tijd, dien hij nog niet artistiek had kunnen inzien, dwepende als hij deed met Rome en Verleden. En hare woorden verbaasden hem, sympathiek als hem de klank ervan was, en ge?rgerd als hij dikwijls werd, door dat dikwijls bittere, snijdende, en dan weêr matte en moedelooze, tot hij over z
, zonder overgang en graadverschil, tusschen een vrouw, die zich voor enkele lires naakt toonde, en Laura; tusschen het verlangen naar een mooi lichaam en het dwepen met Beatrice, tusschen het vleesch en de droom. Aan eene ontmoeting van gelijksoortige zielen had hij nooit gedacht; naar sympath
lelielijn tegen zijn Byzantijnsche tryptieken, als een fantoom in zijn droomer