img De Kerels van Vlaanderen  /  Chapter 10 No.10 | 35.71%
Download App
Reading History

Chapter 10 No.10

Word Count: 4182    |    Released on: 30/11/2017

en kamp om leven en dood zou worden gestreden, had zich

rong zich de menigte niet alleen op den b

ijt gesteld, dit is eene vierkante omheining van houten palen met dikke koor

ar de strijders binnen het perk zouden treden, stonde

hielden zich de twee kampers nevens hun strijdpaard,

naar 's graven hof zich verlengde; S

den en van schalken, om hun paard te

icht opeengepakt, dat men niets zag dan eene zee van hoofden, zich nu en dan golvend bewegende onder het mach

n van menschen; de vensters waren vervuld met vrouwen; het mi

ig. Wel stonden daar, rondom eene soort van troongestoelte, eenige zetels voo

zig met de laatste stukken hunner wapen

harnas voor de borst, boven zijn maliehemd van ijzeren ringen; dan den halsberg, de arm- en bilplaten, de knieschijve

ijzer en staal, nevens zijn reusachtig paard, dat insgeli

hem gereed hielden, bestonden in eene lange speer o

proeve geenen beslissenden uitslag op of werd een van beiden uit den zadel gelicht zonder doodelijk te zijn gewon

en. Men wist nu dat de strijd om leven of dood zou zijn en dat dus een dezer moedige ridders onder de oogen der menigte ging sterven; en evenwel heers

ch, in eenen galmenden zegekreet, waarboven de roep: "Leve

brocade, dat daar was opgericht. Nevens hem stonden twee wapenboden met gevlagde bazuinen; van wederzijd

welhaast wo

f van angst ondergaan; want hij sloot mher Snelog

vader, mij beeft het hart bij de gedachte dat mijne lieve Dakerlia alleen op de wereld zou blijven. Ach, ik smeek u, doe mij de belofte dat gij haar

e Robrecht, "maar, hoe het zij, mher Wulf, elke klop van

om nog eens de onverschrokken krijgsman te worden dien men vroeger roemde om zijne behendigheid. Keert

tigde de kampers dat zij zich t

de lange speer in de hand. Zij nad

lte heerschte tus

oel van medelijden in veler harten voor Segher Wulf. Hij scheen wel sterk gebouw

nevens het paard van Segher Wulf stond. "Heb goede hoop:

iet van Dakerlia!"

kerlia voor oogen", sprak Robrecht met geestdrift

gsman, "voor haar moet ik overw

j het derde sein wierpen de krijtwaarders de koorden der twee i

en de spoor in de lenden hunner dravers en rende

baar gevolg; de beide lansen wa

ers hunnen loop en vernieuwden

den slag der spoor, die het bloed hun uit de zijde drukte. De menigte liet nu en dan een goedkeurend gejuich hooren, of get

k dan zijn vijand was, dit gebrek aan lichaamskracht door zijne behendigheid ruimschoots vergoedde. Inderdaad, hij had al de steken, die hem waren toegebracht g

et paard van Segher Wulf viel op de knie?n, en schee

er Isegrims weerga

, vooraleer het paard van Segher Wulf zich had opgericht, en deze tot het andere einde

n halsberg, dat zijne speer plooide en aan twee stuken brak; maar mher Jakob boog zich als uitgeput

gevecht te paard niet meer voortzetten. Men zou den kampers eenige rust gunnen

die hem den helm afnamen, hem te drinken gaven en zijn a

riend Segher Wulf. Zij juichten reeds over zijne waarschijnlijke ove

aam van Dakerlia aan zijn oor, in de overtuiging dat het d

hem weder jong gemaakt. Hij scheen nu met ongeduld naar het hervatten der worsteling te snakk

eep hij zijn breed zwaard in de beide

den der strijders, nu en dan als hamers nederbonzend op schild of helm of schouderplaat, met zulke reuzenkracht, dat zij n

j, die door eene vlugge beweging zijnen tegenstrever kon verrassen, om hem tus

d af, bukten zich, mikten, sprongen vooruit, staken en hakten zonder eenige verpoozing, zoodat de toeschouwers

ng op. Menige slag had wellicht hun het vleesch onder de ijzeren platen verpletterd of erg gekneusd. Zeker hadden zij reeds door de ringen van hun mal

d te kampen; men hoorde ze schelden en elkander h

hun ontbrak en de borst hun gloeide, als

ig rust!" morde

ogenblik", antwo

en zwaard en tot onmiddellijke verdediging gereed, daar staan hijgen, zoo geweldig en zoo s

lot der wapenen over het leven van een der heldhaftige strijders ging beslissen? De onzekerheid, de twijfel deed het hart der toeschouwers angstig kloppen; de meesten nog wenschten de z

vermaledijde Blauwvoet!" riep J

he Isegrim! Geene schilden mee

kreet de Leeuw, terwijl hij, door mher Wulf hierin nagevolgd, zijnen

oed, Isegrim! Achteruit,

laa

ijn arme vader

het perk, hieven hun zwaard op, mikten op hunnen vijan

terd

terd

en door de lucht en vielen neder met zulke ontzettende kracht, dat de d

een gehuil van afgrijz

jne hersens moesten hem onder het bekkeneel zijn verpletterd. Segher Wulf had eene breede won

verkondigde dat de

brengen of om het lijk van hunnen ongelukkigen vriend voor schennis te behoeden en het met de versch

jk den geest gegeven; want men bespeurde zijne

n zijn gelaat met de lijkachtige loodverf des doods was overt

er in het ontgespen der wapenrusting. Allen echter zagen in deze sidderende bewegi

il klagende en zijne tranen mengende met het bloed van den armen ridder. Ach, wat zou de lief

tschreeuw, en hij sloeg zich de handen voor de oogen als om het spookgezi

rusting ontdaan, en door een eerste verband zijne wonde zoo goed mogelijk gesloten. Hij scheen zeer voldaan over zijnen arbeid en to

bed aangebracht en het met eenige k

enezen. Indien hij geen bloed meer verliest en het vuur zich niet in de wonde zet, zouden wij hem nog het leven kunnen behouden. Hebt aldus goeden moed, gij vooral, mher Sneloghe, die van schrik en treurnis schijnt te willen bezwijken. Helpt ons nu,

ar te leggen, zonder het verband zijner wonde te hebben ontschikt;

wankelend voort, als een dronken mensch. In zijne overtuiging was Segher Wulf dood, of de laatste levensvonk zou in hem uitgedoofd zijn vooraleer men den Steen zou bereiken. Dakerlia! Welk akelig oogenblik! En hoe de gedachte aa

zijne krachten tot het vervullen der pijnlijke taak verzamelde, wa

n voor het hoofd van den stoet de volksschaar eensklaps vlott

tusschen de menigte ... Waarlijk had iemand de arme Dakerlia ver

aat haars vaders, slaakte eenen grievenden noodkreet en viel zonder gev

van het arme meisje hing ontzenuwd op haren schouder; hare oog

omstanders vloeiden

et bleeke voorhoofd zijner verloofde. Hem bleef slechts de kracht om

lia!" murmelde hij. "

ven, ten einde aan Dakerlia, als zij tot bewustzijn zou ko

ikt hebben, vooraleer de lieden, die men uitge

j opende de oogen, staarde eene wijl als zinneloos op degenen die h

"Dood, o God! En ik leef nog!... Ik wil

. Intusschen worstelde zij om los te raken uit de vriendenhanden die haar poogden te wederhouden: naar huis wilde zij loopen

allerlei zoete, troostende woorden tot ha

krachten, zelve tot eenige aandacht bekw

dood? Wiens lijk was het dan dat voor mijne oogen heeft gespook

is wel erg gewond, maar er is nog hoop. De heelmeester zegt dat hij kan genez

gt mij niet

ud u sterk. Wees zeker, uw vader kan genezen; mijn

bidden nevens zijn doodbed!" zuchtte Dakerlia, die vo

appen waren wankelend en zij liet het hoofd op de borst hangen. Dan eerst ontstroomde

cht te geven op de vertroostingen van Robrecht, lie

te ontkleeden, en daarna een nieuw vast verband op zijne wonden zouden leggen. Zij moest geduld hebben; de kastelein Hacke

r in eenen leunstoel en weende en snikte sprakeloos, zonder acht te slaan op de troostende w

el een half uur beweegloos zitten, totdat eindelijk

lik slechts. Hij is nog buiten bewustheid, maar hij geeft nu en

g", kreet Dakerlia

hoor wat ik u zeg. Gij moogt bij het bed uwe vaders niet spreken, geen enkel woord; ook niet

ik, mijn verdriet met geweld b

dan, v

einde van den gang in eene kamer welke

geslotene oogen en paarse w

et bed en staarde in stilte op het levensloos gelaat haars vaders. Hare lippen beef

oosheid, zijne wimpers hieven zich op, en hij keek zijne bevende dochter eerst verbaasd en dan met eenen klaren blik van teederhei

r bij het gezicht dezer onverhoopte verrijzing kwam treffen, niet wederstaan. Onder hare ontsteltenis bezwijkende, boog

r lief, heb moed:

ij de armen en trokken haar, hoe zij ook stilzwijg

uwen armen vader kunnen dooden! Zijn bloed mag niet aangejaagd worden; het moet traag

erkeeren!" zuchtte Dakerli

gaan, achter in het gebouw, verre van den z

s verschrikte, liet zich geknield voor de voeten van d

bewaken, hem verplegen, nacht en dag. Ik zal zwijgen als eene stomme, mij stilhouden als eene slapende, geenen

n, heer!" smeekte Robrecht, die achter Dakerlia uit

ief de geneesheer de maag

een teeken, in gevaar komt van uwen zieken vader te ontroeren, ik u onverbiddelijk uit zijne kamer zal ver

innen; zij sloeg nog eenen blik op haren

er kamer, toonde hem sprakeloos de knielbank voor het groote

vens haar; beiden bogen he

sombere ledigheid van een gesloten graf, bl

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY