l niet meer herhaald, willende haar meer pijnen sparen; desniettemin scheen dit vaarwel aan den jongen beul onwederroepelijk,
oning leidden, kwam eindelijk, eer hij het nog bemerkte, bij de Stadvest en klopte aan eene d
echt opendeed,
is de Schout
Uw vader heeft mij bevolen,
rad in de kamer, waar zijn zieke
ne uitmergelende kwaal zijne wangen geploegd had en z
e krachten, ja, zelfs schijnt het, dat, naarmate het lichaam vergaat, het denkvermogen sterker wordt. Zóó was het ook met den ouden beul: ofschoon zwak en
n het bed: dan stak hij zijne hand onder het deksel, om de magere hand van
ier geweest! Zeg mij, wat is
ingen uitgeput. Hij wil niet, dat onze knecht uwe plaats neme.-Geld noch
dering der ontsteltenis liep over zijn gansche lichaam, en hij neep de hand zijns vaders met struiptrekkende kra
allen. Morgen zal het bloed van een slachtoffer op mij terugspatten. Nu begin
oofd, dat gij zult afslaan, zal als een steen op uw hart terugvallen, en wanneer er steenen genoeg op uw hart zull
de woorden zijns vaders toe, zonder het troos
onden, wat er op dit oogenblik in mijn hart omgaat, zij zouden mij niet haten. Zij denken, dat een beul behagen vindt in bloedvergieten; en wanneer hij, bij het zien van den blooten hals eens
trijdigheid gedacht, mijn zoon;
maatschappij met schande overladen, opdat men hem zonder berouw moge mishandelen en verachten; want het is door meer boosheid, dat de mensch zijne onrechtvaardigheid altijd billijken wil.... Maar is er dan toch geen enkel onbeproefd middel me
fel wijzende, "neem dit boek, dat de Schout mij getoond
s dan waar, gij hebt over mijne wieg geroepen: die vrucht hoort mij toe, want het is de eerstgeborene van eenen beul; men levere hem over aan den smaad der menigte; hij worde met bloed en laster overladen, en dat hij onder zijne broederen leve gelijk eene slang, welker gezicht m
eft mij nu reeds zoolang aangekleefd; maar gedenk, dat de beul in eene gemeente volstrekt noodig is, en onderw
htigt? O, verberg mij de schrikkelijkheid van mijn lot niet; gij hebt den moed gehad om het uwe zoo lang te dragen, maar ik, vader, ik gevoel mij zoo sterk niet. En toch, sterven is st
art van zijnen zoon drong; hij vermoedde het ten minste uit zijne woorde
linken, zouden u ontstellen, en gij zoudt beven. Beeld u in, dat gij alleen met den veroordeelde op het schavot zijt, en neem de maat van uwen slag wel waar; want zoo gij uw slachtoffer niet in eens doodt, zullen duizend
ch uit het oog veegde, en besloot zijne smartelijke gepeinzen niet te staven. Hij meende te zeggen: "O, ik zal beven, ik zal niet kunnen slaan!" Nochtans
jn goede vader! o
gde het hoofd op de hand; dan stuurde hij zijnen blik naar de zijde van zijn bed,
elukkigen voor de tafel, met de strakke oogen op een bloot mes gehecht, dat hij tusschen zijne