f eene dikke en ondoordringbare wolk over de stad en tot op haren grond gedaald ware. Men hoorde in die duisternis niets dan het nedervallen der druppe
er nog maar weinig burgeren zich tot de rust begeven
ven. Van tijd tot tijd kwamen er eenige onverstaanbare, doch krachtvolle woorden uit zijnen mond, en dan vergezelde een driftig gebaar de sombere uitgalming; eene korte poos daarna hoorde men een naar en dof gezucht, eene ademing, gelijk aan die van eenen lastdrager, welke zijn pak nederwerpt. Indien men dan het gelaat van den onbekende hadde kunnen zien, zou men eenen lach er op hebben aangetroffen, nie
fde hij wel de verschrikkelijke pijnen der helle te vreez
voorhoofd; neen, zij stiet haar kind van zich weg. Zijn vader gevoelde geene blijdschap; integendeel, hij bad den Hemel wee
espot, geplaagd, alsof zijn aangezicht eenen boozen duivel verried;-toch was het zoo zoet en verduldig, dat het nooit eenige teekens va
ar de haat en de vervolging, waaraan hij gewijd was, hadden hem niet verlaten: hij mocht zich nergens, waar menschen waren, aanbieden, of laster, spotternij en hoon vielen hem ten deel; en zoo hij dan niet als een verworpene slaaf met ee
e zoo vol wanhoop, zoo vol zielepijn,
e wezenstrekken waren edel, zijn tred fier en mannelijk, zijne stem zacht en ernstig.... Hi
dragen. Mijn hoofd brandt! Mijne zinnen verdwalen! Bescherm mij, Heer, voor wanhoop en vertwijfeling! Laat mij d
de de Houtstraat in. Van dan af vertraagde hij allengskens zijnen gang, en men kon bemerken, dat eene dwingende gedachte hem beheerschte; want bij poozen bleef hij beweegloos staan gelijk iemand, d
n mijnen boezem als ve
zijnen weg, want hij hoorde stemmen van menschen in de huizen klinken, en dit was hem genoeg om zich met spoed te verwijderen. In de St-Jansstraat hield hij voor eene
mand in,-ik zal
vond, omdat hij niets hoorde; maar hoe vond hij zich bedrogen, toen hij zag, dat de kamer opgevuld w
tgreep te bereiden, toen de onbekende wandelaar voor het venster luisterde. Daar de omstanders op de handen van den speler acht gegeven ha
ieriglijk naar hem gekeerd waren, en vreezende vervolgd te worden, ging hij tot den toog en eischte eene kan bier van de waardinne. Deze bezag den geheimen gast met w
mschap ontstoken en deed door zijne toornige gebaren genoeg zien, dat hij groote begeerte had den onbekende te mishandelen. Deze hield den rug tot hen gekeerd en wachtte beweegloos naar het bier, zoodanig beven
van twee stuivers aan de waardinne. Gelijk zij hem eenen Blank wilde teruggeven, kwam een der gasten met drift van de andere zijde de
nken? Wat let mij, dat ik u op staanden voet hals en beenen breke? Maar gij zijt
s weinig boven de twintig jaar oud. Het was daarbij gemakkelijk te verstaan, waarom hij zoo van de menschen schrikte, aangezien de haat en de ve
en leekte zonder een enkel woord tegen zijnen wreeden vijand te spreken. Deze hield echter ni
an verhuizen: wij zullen ons geld hier niet meer verteren.-Gij zo
hap, terwijl zij den steenen pot op den grond aan stukken wierp. "Kan
t Geeraart
schelm? Menschenpijniger! Vert
gen was de mannelijke fierheid in zijn hart opgekomen, en in stede van op het geschreeuw der
ijnigt menschen, omdat de wet en de menschen hem er toe dwingen, maar gij allen pijnigt mij zonder nood en zonder
et begrijpen, hoe het mogelijk was, dat iemand zoo zachtmoedig bleve, nadat men hem zoo hard had behandeld.
eld niet: neem het
had, raapte den Stooter van den grond, en, hem bezie
d aan den Stooter," rie
t, alsof zij het lijk gezien hadden, waarvan zij dit bloed waanden voort te kom
rechtvaardigheid zijner vijanden vervoerden hem dermate tot gramschap, dat hij zijne koelheid gansch verloor, en van toorn zoo bleek werd als een linnen doek. Zijn
dere Stooters? Maar, neen, de lust tot kwaad verblindt u. Gij zegt, dat ik een beulskind ben,-ja, zoo wilde het God!-doch gij zijt verach
van alle kanten op hem; hij weerde zich dapper en dwong meer dan ééne
mer; kannen en glazen vielen tusschen de omgeworpene ta
ij had ontvangen. Hij schikte zijnen mantel, deed de blutsen uit zijnen hoed, en vervolgde zijnen weg op dezelfde wijs als hij hem ha
en dwong meer dan één
oel haar zeide, dat iets hem moest miskomen. Zij alleen was een engel van troost en lafenis voor den ongelukkigen jongeling, en beminde hem uitermate,-omdat zij wist, dat hij van iedereen veracht en v
en dacht, eene aan God aangename drift te voeden. Zij had gelijk, de goede maagd; want geen geld of goed hebbende om, volgens den wil des Heeren, hare ongelukk
e zweet werkte, een halven dag in de kerk ging bidden en anderhalven dag in de herberg met drinken en zingen doorbracht, van waar hij zelden zonder blauwe oogen terugkwam. Gedurende de vijf dagen, die
ij met het aangezicht naar elkaar gekeerd zaten. Wat verder, aan de andere zijde der kamer, stond een timmermanswerkbank, waarbij de arbeidzame Frans bezig was met iets te timmeren. Wat de kamer zelve betreft, die was
tigen; nu was het reeds tien uren, en hij was nog niet verschenen. Het meisje wist niet wat te denken, en
an? Komt hij vandaag niet, dan komt hij morg
hem iets kwaads zal gebeurd zijn: hij komt toch
ltijd in den haat gestaan. Men heeft immers den beul Harmen doodg
die menschen
k. Maar dit is, omdat de beulen zo
t hem gebiedt, moeder; waarom verdri
ord, dat zegt, dat in een nest, waarin vele honden zijn, de kle
elijk spreekwo
totdat de oude vrouw het waken moede w
llen gaan slapen, wan
loren had; zij wist niet wat uit te vinden, om hare moeder op te houden. Zou zij lie
og wat wachten: nog drie bloemen
t, kind lief; want m
k. "Ik moet dit naaikussen afmaken voor de waardin ui
ondag meer in het Paardeken gedronken hebben, dan uwe beurze kon lijden. Werk dan maar
ander, klein vertrek, onder het
te bed zijn, toen Geeraart aan de deur
n smartelijke gepeinzen gezien had. Met langzamen tred ging de jongeling tot de maagd, vatte stilzwijgend hare hand en drukte ze even stilzwijgend op zijne bo
gij? Uwe hand is koud als lood! G
nvoorzichtiglijk bezeerd. Hoe gelukkig zou ik zijn
kken deed haar voor een vervaarlijk nieuws vreezen. Met liefderijken kommer reinigde zij zijn hoofd van het weinige bloed, dat uit eene geringe wonde gestor
hij zijne ziel in haar wilde overzenden; want hij staarde met zulke kracht
h zoo niet! Het leven ontga
a opnieuw beziende, nam zijne stem eenen toon aan, die eenen dood
elloos aanhoorde en hij op eenen s
ant ik zal lang spreken: mijne st
der bevende Lina acht t
orden. Later hebt gij iets er van geweten; maar uwe zuivere ziel wilde in de onrechtvaardigheid der menschen niet deelen, en naarmate mijn ongeluk zich voor uwe oogen ontrolde, werd uwe liefde ook grooter, omdat gij wist, dat ik die liefde noodig had om niet te sterven. O, ja, zonder u zou die zielepijn mij lang gedood hebben, want ik geloofde aan niets meer dan aan de rechtvaardigheid van
zijn bleek voorhoofd, t
,-zonder ooit, ooit, door welke edelmoedigheid het zij, iets anders dan slijk in het aangezicht te krijgen. O, engel van
we pijnen niet in mijn hart? Komt er droefheid op uw gelaat, zonde
, om zijne vriendin te hooren, doch vervolg
stad zouden hebben kunnen wonen; maar eilaas, lieve Lina, wij hebben gedroomd. Het noodlottig uur is gekomen,-morgen, ja reeds morgen zult gij uwen
lijkvervige hand
j er bij, "en de Schout heeft mij bevole
aan, hielden hare tranen eensklaps op van vlieten, en hem bezie
at eischt
leen aan de smart en aan de verachting o
eeraart? Zou uw hart voor dit
ou zijn. Ja, gij hebt u als eene martelaresse voor mij opgeofferd. Het gevoel, dat mij aan u verbond, heeft mij tot hiertoe verblind gehouden; maar gedenk, goede Lina, dat ik morgen niet meer een beulszoon, maar de beul zelf zal zijn. En gelooft gij, kunt gij denken, dat ik zooveel zelfopoffering van u zal vragen? dat ik lijden zal, dat men u verwijte,
voortsproot, want hare oogen blonken met een helder vuur, en een zoete glimlach bewoog hare lippen. Zonder den hartstocht, welke haar op dit oogenblik vervoerde, te be
of dat ik min edel van hart ben? O, ik blijf de uwe, morgen nog en voor eeuwig. Ik zal u beminnen, beul of niet,-hier of op het schavot. Geeraart, ik
adig genoeg ware om dit te lijden, verdiende ik den eeuwigen vloek. Zo
Gelooft gij, dat ik u wil laten sterven? Vriend, indien gij wist hoe trotsch, hoe hoogmoedig ik ben op dezen stond! Ho, ik zal met b
edig voor zijn welzijn opofferde en zich voor hem aan den smaad en de schande wilde ten prooi geven. Ditmaal schetst
j tegen U beklagen, en Gij hebt m
en kon op haar voorhoofd het rood der zedigheid en
n voortgegaan, zonder veel acht op zijne zuster en Geeraart te geven; doch nu zijn naaikussen afgema
arne gaan slapen. Gij moest aan Geeraart
de hij echter den goeden Frans zijne nachtrust niet ontrooven; h
op het schavot een me
ligheid, "want zoo gij misslaat, wordt gij dood gewor
ur om het meisje te verlaten, eenen traan uit zijn oog vegende. Zij wier
k bij het schavot staan
benepen hart, de stappen van haren mi