img De omwenteling van 1830  /  Chapter 4 No.4 | 57.14%
Download App
Reading History

Chapter 4 No.4

Word Count: 4235    |    Released on: 30/11/2017

rden zij op eenen regelmatigen voet ingericht, onder de benaming van 2de regiment jag

deren eener groote krijgsmacht, en dat zij eenen inval in Belgi?

d. Daar werd, onder het aanheffen van een ontzaglijk gejubel, uitgeroepen, dat vorst Leopold, als eerste koning

j gerust in onze logementen te Oud-Turnhout sliepen, werden wij eensklaps door d

re heide tusschen Ravels, Baerle-Hertog en Weelde. Hier vonden wij het overi

e macht over de grenzen gekomen en bevond zich niet verre van ons. Wij hoorden inderdaad, in de richting van het dorp Weelde, gebri

t ons eindelijk werd vergund, ons bloed voor het vaderland te vergieten. Niemand onder

de borst zinken, en ik dacht aan mijnen vader en aan al wie mij te huis dierbaar waren. Deze zucht, naar de beminde dingen is als het testament der ziel: wie jong is en verre van zi

ijpen, welke gaan volgen, is het noodig eenige inl

eene eerbiedwekkende krijgsmacht ingericht, doch deze bestond niet werkelijk. Geen voorraaddienst voor oorlogstijd was er ingericht; niets was voorzien: de regimenten vóór den vijand hadden zelfs niet meer buskruid onder hu

gescheiden. De eerste, het Scheldeleger, lag rondom Antwerpen, onder bevel van generaal De Tieken de Terhove, die zijn hoofdkwartier op het dorp Schilde

gericht; hunne krijgsmacht, onder bevel van den Prins van Oranje en den Prins van Saksen-Weimar, telde 4

Limburg tegen het Maasleger in; de andere helft za

mde de zoogenaamde brigade d'avant-garde of voorwacht. Wij waren al te zamen 800 man en hadden twe

lde op den Belgischen bodem had stand g

echts één ding was ons bewust, namelijk dat de

lcompagni?n van elk bataljon als scherpschutters tegen den vijand gezonden; de middelcom

schoot, hadden wij weinig gekwetsten. Eenige Hollandsche jagers werden krijgsgevangen gemaakt, of, beter

op den middag reeds kwamen de jagers te paard de pakken kardoezen uit de patr

brengen, en riep eenen sergeant uit onze compagnie, met name Nagels, eenen stoutmoedigen jongeling uit Fontaine-l'évêque. De generaal schreef met potlood, en den kop van zijnen zadel tot lessenaar nemende, een b

ing op de Hollandsche voorposten; zij de

mpagnie had elk man nog tien kardoezen, en er moest

oo meenden wij, hij zou bij onze verschijning de wijk genomen hebben, vermits hij, ondanks zijne groote macht, ons niet durfde aang

tegen, zagen wij eerst op de verre kimmen eene grijze streep, d

un in ons oog de gestalte en de vormen van reuzen gaf. Op de ruiters volgde eene dikke wolk voetgangers, wier duizenden en duizenden geweren met bliksemend gefonkel in d

en, terwijl de kurassiers eenen omweg deden, om de baan naar Antwerpen te gaan bezet

vleugelen naar ons kwam afgezakt. De krijgsmacht, die wij zagen, mocht tot de 20,000 man beloopen; zij voerde 40 s

, lag een veen of waterplas. Onze twee veldkanonnen waren wel honderd stappen voo

zon was in eene helderblauwe lucht opgerezen, en zij fonkelde zoo tooverend in het glinsterend ijz

offing was die ontsteltenis of liever die siddering des harten reeds verdwenen: er bleef mij niets over dan de overtuiging des gevaars e

rhoog ten hemel springen; slechts één onzer gezellen werd gedood door eenen kano

er bevel des generaals zouden bestaan,-en, dewijl de officiers in ons regiment zoo niet ontzie

tot onder bereik van geweervuur ons genaderd zijn; wij

rd op ons af; wij hielden ons gereed om er duchtig onder te schieten. Deze ruiters zouden slech

onder het bereik onzer twee verborgene kanonnen. Eene dubbele losbarsting galmde over de heide: tien of twaalf ruiters e

nd er een onbeschrijfelijk gejubel onder de Belgen, en allen sprongen v

waar, beschoren; doch hoe duur zouden zij in die eerste drift hun leven niet verkocht hebben? Misschien had de indruk van zulk heldhaftig bezwijken zwaar gewogen in de weegschaal

geschut der Hollanders met vernieuwde kracht; hunne gansche slagorde zakte vooruit, als om wraa

aastige boodschap brengen. De Hollandsche kurassiers hadden de baan n

doen; wij moesten de heide verlaten, terugwijken naar Turnhout, en verder eenen doorgang naar het

ten te zien; deuren en vensters waren gesloten gelijk in het midden des nachts. Dit vertoog deed eenen ongunstigen indruk op onzen geest, en het was inderdaad niet

e Herenthalsche baan in en slingerden door bosschen, vo

brandde onverdraaglijk boven onze ho

e appelboom, overladen met vruchten, die slechts twee maanden later eetbaar zouden zijn. De boom werd door honderden mannen bestormd, beklommen, g

zonder voedsel en drank, en letterlijk verzengd door de hitte. Wij aten de schors der mastboomen en droegen voor den

, en dat ons gaan en komen voor doel had aan de vervolging des vijands te o

andsche leger ons inderdaad was voorafgegaan; want wij vonden onderweg po

een dorp,-ik meen dat het Boisschot heet,-waar nog het s

veld nedervallen om te rusten; wij hadden daags te voren weinig

naar het dorp zou gaan, om nooddruft voor onze compagnie te z

n het dorp kwamen, waren de inwoners gevlucht; wij braken de d

voedsel te hebben, antwoordden zij ons klagend, dat de Hollanders daags te voren alles hadden weggenomen. Mijne vrijwilligers, door

, en groef daar uit den grond drie zeer groote roggebrooden, die in

t, waar eene jonge vrouw met een kind van drie of vier jaar zich bevond. Op onze dreigende vragen haalde z

mij overblijft: ik had het be

r een stuk af te bijten; maar de anderen hielden hem met gewel

n, wilde ik haar de boterham doen terug geven. Te vergeefs;

roeg haar of zij in een naburig dor

ntig centen; eenigen gaven iets minder, ik gaf iets meer, en zoo kreeg de arme vrouw omtrent vijf franken.... Tranen o

angaande de boterham; zij werd gedeeld: wij k

in groote brokken gehakt en dan verder met messen gesneden. Van

n het dorp Wesemael, op ongeveer anderhalve mijl van Aerschot. Hier vonde

plaatse op bivak zouden blijven; de weinige jagers te paard, die ons van Turnhout af hadden vergezeld

te zamen; dezen zouden naar Wesemael gaan en hale

n toegeloopen met koolen van alle kleuren, met selder, met ajuin, met salade: al wat maar groen en eetbaar was, wierp men boven de zwemmende bonken vleesch. De vuren kraakten, de aangehitste vlammen kro

r de vleeschsoep ligt in warm eten. Het was nu reeds eenige dagen geleden, dat wij niets anders dan koud eten genuttigd hadden, en dan nog in ontoereikende hoeveel

tak, een koolsblad of eenen struik selder poogden op te visschen. De anderen stelden zich tegen de rooverij: men stiet elkander we

iep men algemeenlijk, dat het vleesch genoeg gekookt had. Waarschijnlijk zou het nog niet half gaar zijn; maa

algemeenen wensch te voldoen; nog een

nipmes geopend: de lippen verroerden met die eigendommelijke uitdrukk

ij mogen niet strijden; onze bevelen luiden, dat wij den vijand moeten pogen te ontkomen, om ons te Leuven met het leger onder bevel des Konings te vereenigen.... Er is geen tijd tot beraadslagen: de ketels worden omgeworpen; sommige mannen steken een brok vleesch of een kool op hunne bajonet; doch het ziedend water, dat hun in den

aar Hauwaert, waar wij nog een gedeelte van het 9de linie-regiment aantroffen. Hier

iest zich vertoonde. Dewijl de hoogte, waarop wij ons bevonden, nevens voormelden weg voortloopt en hem diensvolgens beheerscht, zouden wij de vijandelijke ru

jk door hitte en dorst tot zooverre uitgeput, dat sommige mannen zich ten gronde lieten vallen en weigerden op te staan. Wanneer het geviel, dat wij in eenen hollen weg traden, zooals er in die landstreek vele zijn, legden gansche gelederen, ondanks den wil der officieren, zich met den m

uis stonden. Zoohaast hadden wij den top des heuvels niet bereikt, of een bataljon van het 9de regiment, dat ons vergezelde, liep in wanorde uiteen naar een bornput, welke me

n om hunnen dorst te lesschen, staken hun brandend hoofd in den emmer en dronken zóó het ijskoude water, totdat men ze er van wegrukte. De dokters en vele oversten baden en smeek

spreidde: druiven, bladeren, twijgen, ja, het hout zelf, tot in den wortel toe, werd verslonden en tot lafenis genuttigd en verknabbeld. Voo

ouden blijven. De trommen hieven den marsch aan, en wij vertrokken. Ten halve den heuvel zag ik eenige mannen met p

oor ons merkbaar doel, kwamen wij des avonds, toen het reeds donker w

kookten aardappelen in koeketels, we

u geleverd worden; zij vuurden onzen moed aan, herinnerden ons de dagen der om

smacht gelegerd; zij had haren staf bij het dorp Winghe; do

e woorden toe te roepen: "Sentinelles, prenez garde à vous!" waarop de Duitsche of Zwitse

nd sch.....

nt, met twee bataljons van het 9de, was een der voorwachten. Diensvolgens mochten wij ons overtuigd houd

bezwijkend, in eenen zwaren sluimer. Ik luisterde nog eene wijl op den roep der schildwachten, die akelig door de nachtstilte rondom ons bivak herklonk en voortliep; ik dacht aan onzen zonderlingen

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY