img De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Weerlegging van bezwaren.  /  Chapter 1 Beschrijving van de Zuiderzee. | 5.00%
Download App
Reading History
De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Weerlegging van bezwaren.

De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Weerlegging van bezwaren.

img img img

Chapter 1 Beschrijving van de Zuiderzee.

Word Count: 1384    |    Released on: 06/12/2017

ogmaking ga hier een korte beschrijving vooraf van de

eewaarts uit en was minder sterk doorbroken dan nu. Tusschen de tegenwoordige eilanden Vlieland en Terschelling kwam een groote stroom in zee, het Vlie of de Flevus der Romeinen, die Zuid–Noord loopend de uitwateri

na het begin der 14de eeuw ontstaan. Het Marsdiep bestond reeds in de vroege middeleeuwen als een kuststroo

b- en van alle vloedstanden gedurende het laatste tienjarig tijdvak (nu 1900–1910)-, dat aan de buitenzijde van Texel ongeveer 1,25 M. en aan de buitenzijde van Ameland ongeveer 1,90 M.

e de bodem in 't algemeen een weinig daalde en de zeegaten wijder werden: daardoor ontstond de kleilaag op het zand en het veen. Door de voortdurende werking der stormvloeden bleven de zeegaten aanhoudend in vermogen toenemen; de dagelijksche vloeden drongen daardoor al dieper en dieper landwaarts in en op dezelfde punten tot steeds grootere hoogte. De bewoners t. Z. van Wieringen en t. O. van het Vlie moesten hun woonplaatsen op kunstmatig opgeworpen hoogten, terpen of wierden terugtrekken en daarna ook hunne landen door dijken, zeker reeds in de 8ste e

geulen, zooals het kaartje hierachter aanwijst; de diepste is de Texelstroom, van uit het Marsdiep N.O. waarts gaande en waar

wij weten, eenmaal het groote meer Flevo te midden van het laagveen dat de verbinding vormd

langs zijn oevers al meer en meer uit, tot aan de hooge zandgronden van het Gooi en de Veluwe, enz. en tot daar waar, zooals langs de Hollandsche en

nderliggende oude blauwe klei (katteklei), die ook in Holland en Utrecht onde

en drongen bij elk gewoon tij hierin door tot iets t. Z. van Urk, bij hooge vloeden echter veel verder, en ruimden er mede de nog in het N.O. deel der zuidelijke kom overgebleven brokken veen op. T. W. va

t, althans t. Z. van het Enkhuizerzand en ook in den luwen N.O. hoek tegen Friesland en Overijsel. Die kom heeft een van de kusten naar het midden gelijkmatig dalenden bodem; uit de

als 't ware iets teruggeduwd en bij eb iets losgelaten; er is daar weinig verschil, 20 à 30 cM., tusschen L.W. en H.W. Men zou ook kunnen zeggen: de zuidelijke kom verkeert dus eigenlijk in den blijvenden toestand van hoogwater. Het verschil tusschen L.W. en H.W., dat

rden ontzettende massa's Noordzeewater binnen de Zuiderzee gejaagd, zoodat het water te Harlingen tot 3 M. boven A.P., te Elburg tot 3,25 M. boven dat vlak kan stijgen! Daar al het ingestroomde

aaiing had o. a. plaats bij den bekenden Z.W. Pinksterstorm van Mei 1860, toen het water uit het Z.W. der Zuiderzee zoo laag afwoei, dat de bodem van het IJ vóór Amsterdam droog lag, en tegelijk aan de N.O.kusten zoo hoog opwoei, dat t. Z. van den IJselmond een stand van +2,17 A.P. bereikt werd, zoodat de oppervlakte der Zuiderzee

men langs de oostelijke kusten zeer lage ebbestanden voor; in '

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY