laren. Waar hij zich ook bevonde, de prinses Ermelinde vervolgde hem onverpoosd, en zelfs wanneer hij achter de geledere
raken, verloste de prinses, leidde ze tot haren vader, kreeg hare hand tot beloon
lven de uitlegging ervan zocht. Medelijden? Kan dit zacht en stil gevoel den vorm aannemen eener drift, die geheel het denkvermogen van den mensch opslorpt? Wat dan?... O, hemel, de sergeant-majoor had ook gezegd; "Pas maar op, dat gij zelf niet zot wordt, arme Arthur!" Hij zou krankzinnig kunnen worden? Neen, neen, zulk iets vreesde hij niet; maar hoe kwam het dan toch, dat hij, noch dag noch nacht, d
er zijne zonderlinge droomachtigheid. Van de prinses Ermelinde en van de andere zinneloozen was hij nog dieper vervaard geworden en deed alles wat hij kon, om hunne ontmoeting te vermijden. De lieden van zijn logement hadden al vroeg bemerkt, dat de tegen
rier in zijne kamer of hij wandelde eenzaam door de velden, even onophou
keuken moest gaan, om zijne kamer te bereiken, zag hij de treurende Ermelinde in haren leunstoel zitten. Bij den kwijnenden, den spookachtigen blik, welken zij alsdan in zijne oogen stuurde, sidderde hij van hoo
hij nog niet had gezien, kennis maken, onder anderen met de oude vrouw, die altijd op zoek was naar haren verloren neus; maar de fourier noch de sergeant-majoor wilde van zulk bezoek hooren, en zij drukten
d kunnen ontwijken, werd zijn gemoed veel rustiger en hij juichte in zich zelven, bij de
ngeluk iets, van aard om h
De lucht werd zeer duister, het bliksemde fel en het dond
officiers hoorden, van op hunne kamer, hoe ze rondliepen, tierden en schreeu
erde in de zieke zielen der krankzinnigen terug; alleenlijk hoorde
eunstoel der prinses Ermelinde zittende, om te wachten op de terugkomst van den sergeant-majoor, die ongetwijfeld later dan naar gewoonte z
ene lamp, welker zwakke stralen slechts
er kaars in een boek te lezen. Zijn aandachtsvermogen moest echter gering zijn; want el
jfelt, of hij niet droomt, komt de schrikkelijke noodkreet: "Moord, moord!" door eene bekende stem geslaakt, hem het bloed in de aderen bevriezen.... Even ras begrijpt hij wat er geschiedt;
roken; de verschrikte prinses, door hare
oewel gedeeltelijk in wollen stoffen gekleed, er uitziet als een reusachtige aap, van het soort dat men Gorilla heeft genoemd. Dit schrikwekkend wezen draait een oogenblik in het ronde, stoot zich zelven tegen muur en tafel en blikt met zijne roode, vlammende oogen naar deur e
gaat waarheid worden: nu moet hij de prinses Ermelinde verdedigen tegen haren wreeden dwingeland! Hij heft de sabel i
wat ge doet. Carabos zal de prinses niet hinderen: hij
gewekt, heeft zij metterhaast een kleed aangetrokken, en staat daar nu, met eenen spotlach van me
eus hij den schouder, terwijl zij
ft weder den boozen geest u in het lijf gejaagd. O
al zijne leden en zinkt
gevlucht, opent aarzelende de deur, b
ijner keten gebroken. Haast u, breng mij ee
e fourier nog altijd met de sabel in de hand, verstomd en roerloos te midden van het ve
nses Ermelinde op hare knie?n tot voor zijne voeten gekropen,
, genade, genade, spaar mijn lev
t een angstschreeuw bij het gezicht van zijnen jongen kameraad, die met de sabel in de vuist de kran
hem zijn wapen, sluit hem in de
ebeurt u? Kom, houd u stil
klaps los in eenen schaterlach, die zijnen gezel nog meer doet ve
er terugbracht; de keten van Carabos is bij middel eener nieuwe schroef hersteld. Allen wenschen elkander goeden nacht. De sergeant-majoor, weinig gerust over den geestes
2M
10M
6M
662k
618k
6M