img Eene Gekkenwereld!  /  Chapter 6 No.6 | 75.00%
Download App
Reading History

Chapter 6 No.6

Word Count: 2836    |    Released on: 30/11/2017

fourier, den morgen na zijn wedervaren met Carabos,

j, sedert zijne aankomst te Gheel, juist had gehandeld als ware het hem te doen om tegen den ridder Don Quijote van Cervantes in gekheid te wedijveren. Zoo dwaas scheen hem zijn gedrag, dat hij m

bleef echter klaarblijkend, dat de betoovering, vroeger door de

g der compagnie, zeide

en weinig te verzetten en te vermaken. De kapitein heeft mij verlof gegeven tot dezen namiddag, te zeven uren. Het spijt mij, dat wij niet te zamen naar Moll kunnen gaan. Wij mogen niet te gelijker tijd van de compagnie afwezig zijn, aang

l met genoegen, en vergezelde hem

cht der zinneloozen bijna geenen indruk meer op hem; en, versomberde nog somwijlen zijn gelaat onder den invloed eener onaangename overwegi

r Moll op, en ontmoette inderdaad den sergeant-majo

kameraad, "heeft men zic

k het aanvaarden, mij zijn laatste hemd zou schenken.... Maar waarom ziet gij er zoo nadenkend uit? Speelt de prinses van Ascaloni? nog altijd u in het hoofd of hebt gij weder tegen Carabos gevochten?.... Weg met al die vervelende zagemannen! De eenige wijze en vermakelijke zott

preken," wedervoer de fourier lachende

, het is al eene eeuw geleden, dat ik

dag op onze kamer zitten schrijven.... De sergeant Pacquet is onbeleefd tege

zijne strepen niet lang behouden; het is

weinig belang meer aan hecht: er is een negende zot in

ij ze g

en oog

on

schien; het is m

vrouw,

ar verloofde heeft, op het beslissend oogenblik, haar laten blinken en is sedert met een ander meisje getrouwd. Dit heeft haar zoodanig het hart ingedrukt, dat zij van verdriet is zinneloos

gpunt eene zeer ongelukkige hand heb. Misschien ga ik alweder te Moll een treurend hart achterlaten; maar ditmaal toch zal ik er geheel onschuldig aan zijn

rt bijzonder minzaam voor haar," ant

, geloof mij of niet, voor niets ter

aro

zijne dochter eenen goeden bruidschat medegeven en kon ik zijn schoonzoon worden. Hij had wel opgemerkt, zeide hij, dat ik eene innige genegenheid voor Judoca koesterde, en zij, van haren kant, was sedert mijn vertrek zoo droevig geweest, dat het leed deed om aan te zien

oelt niets

ind. Sedert dan kan geene vrouw,-zelfs niet de schoonste,-op mij nog eeni

s meermaals laten verstaan, dat gij een

feld nieuwsgierig om

; ik zal nooit iets doe

en drukt. Welaan, gij zijt een goede kameraad en een bescheiden vriend; ik gevoel

emende, stapte hij voort,

inbrachten, dan dat wij nog te jong waren en ten minste, om te trouwen, moesten wachten totdat ik mijne meerderjarigheid zou hebben bereikt.... Ik beminde Lucia oprecht en innig; maar zij werd door haren vader zeer streng gehouden, en slechts elke week werd het mij gegund, eenige oogenblikken met hem en met haar door te breugen. Ik was jong en gevoelde den nood tot uitspanning en vermaak, en niet zelden sleet ik den avond en een gedeelte van den nacht in gezelschap van vroolijke vrienden. Lucia was ongerust, mistrouwend, ja, zeer jaloersch van inborst. Nergens kon ik gaan en met vrienden mij vermaken, of zij wist er bericht van te krijgen. Dan deed zij mij hevige verwijten, kreeg zenuwaanvallen of weende

gulden bezeten?" mompel

geld en in

t gij d

rd en rijtuig moest ik hebben, met edelgeborene verkwisters in verkwisting wedijveren, halve nachten tusschen flesschen champagne en liederlijke gezellen van alle slag tuischen, zingen en juichen.... Het spreekt van zelven, dat majoor Roovelt en mijn voogd mij zeer streng ove

r van Oostenrijk te zijn, en hun den doortocht op zijn grondgebied wilde ontzeggen; maar zij drev

er vrijwillig dienst onder het voetvolk. Door mijn goed gedrag en mijne vlijt won ik de welwillendheid mijner oversten. Na anderhalf jaar was ik reeds sergeant; doch dan brak de Belgische omwenteling uit, en ik verkoos naar mijn vaderland weder te keeren. Ik had Lucia, mijne zoete speelgenoote, eerste voorwerp mijner jongelingsliefde, niet vergeten; integendeel, zij had nooit opgehouden voor mijne oogen te zweven; en zelfs, ik beken het, was de eenige reden van mijn voorbeeldig gedrag onder dienst, de zwakke hoop dat ik daardoor hare vergiffenis en die haars vaders zou kunnen verwerven. Ook, wat ik allereerst deed, was mij naar Brugge te begeven. Eilaas, majoor Roovelt had deze stad verlaten en was naar Brussel gaan wonen. Wat mij nog meer bedroefde, was te vernemen, dat Lucia, door mijn onverwacht vertrek pijnlijk getroffen, was ziek gevallen en eenigen tijd in levensgevaar had verkeerd. Volgens het gevo

n ons land, geene moeite gedaan om Lu

elt, in zijne wettige gramschap, zijne bedreiging niet uitvoerde. Ik heb het verdiend en hoop niets meer. Kon ik slechts haar beeld mij uit den geest drijven! Ik doe er moei

als een uitstekend soldaat stond aangeteekend, zou ongetwijfeld, vooraleer een jaar verloopen ware, tot den graad van tweeden luitenant vervorderd zijn. Toonde hij zich met de gouden epauletten op de schouders en den

Gheel getreden, toen de

gedoofd. God weet, is zij niet lang reeds getrouwd? In alle geval, het schijnt mij dat ik, schuldig als ik mij gevoel, haar niet zou durven naderen. Het beste is nog, mijne straf met verduldigheid te aanvaarden, en van den tijd die alles

in drukte immers gisteren de meening uit, dat wij mis

e hun de

voordeelig op uwe hersens werkt. Gij hebt uwe bons voor vleesch, brood e

gaan," antwoordde de fourier, "maar ik meen

edraagt. Wat er van zij, ik kan mijnen algemeenen staat niet doen overeenstemmen, voor dat die dwaling opg

a naar den Toren, majoor;

ar ons logement gaan, om een oogenblik te rusten. Kom

e den adjudant t

ste wat hem betrof. Daar er evenwel eene dwaling bestond, moest deze, meenden zij, door eenen anderen fouri

dant zelf, door het misplaatsen eener cijfer, de dwaling had

t-majoor, die op hem wachtte om een glas bier in den Toren te gaa

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY