hoff-ei
ou- en de Liakhoff-eilanden. Deze laatsten liggen het dichtst bij de Siberische kust, tusschen de 73 en 75 graden noorderbreedte en de 135 en 140 graden ooste
ssen van lagere orde. De grond ligt vol walvisch- en mammouth-beenderen, die sedert de vorming dezer eilanden daar opgehoopt zijn, evenals er
in het begin de
et aan land zetten, nadat zij veertig dagen drijvende geweest waren en eenen afstand van zes of zevenhonderd mijlen afgelegd hadden. Zuidoostelijk van het eiland, op de Siberische ku
op dezen lengtegraad. Daar voorbij, tot aan den rand van het nimmer smeltende poolijs, heeft ge
e grens der aarde, al ligt ook Spitsbergen en het noor
zij een heel eind weegs afgelegd, dat zij anders hadden moeten doortrekken in een land dat gedurende den winter nauwelijks toegankelijk is. Misschien mochten zij dus nog van geluk spreken, indien zij het nu maar niet al te slecht troffen nu zij in handen gevallen waren van inboorlingen der Liakhoff-eilanden. Want het stond te bezien of deze lieden hen vrij zoude
end uiterlijk en staan nog verre in beschaving ten achter bij de andere strandbewoners dezer streken, de Tchouktchis, de Joukaghirs en de Samojeden. Zij zijn afgodendienaars in de meest strikte beteekenis van het woord, ondanks de moeite w
bezig met de walvischvangst, welke in dit gedeelte van de noordelijke IJszee veel oplevert, e
ldoende warmte onderhouden wordt. Voor brandstof wordt het voorwereldlijke hout gebruikt, dat veel van steenkool heeft en in groote hoeveelheden op deze eilanden aangetroffen wordt, zonder nog de walvischbeenderen te rekenen, die mede voor hetzelfde doel dienstig zijn. Eene opening in het "dak" dezer holwonin
zamen. Ook worden er elanden buit gemaakt en tegen het aanbreken van den winter groote voorraden visch gedroogd en ge
stam en de Eskimo's van het uiterste Noorden in Amerika, onder wie eene republikeinsche gelijkheid regel is. Nog grooter is echter het verschil in uiterlijke welvaart, in zeden en in gastvrijheid. Over het gemis
de Behringstraat overkomen was, konden zij het niet anders dan aan eene buitengewone ongunst van het noodlot toeschrijven, dat
omringd zag door een honderdtal-wanstaltige wilden, die met woeste gebaren en geluid
, nadat hij degenen, die het dichtst bij h
el goeds, vader,
iziger te ontvangen! zouden zij bij
ons waarschijnlijk op hun e
n houden
gedaan met twee matrozen, die
ascabel en de anderen reeds aangegrepen. Zij zagen zich dus genoodzaakt goed- of kwaadschik
weg naar de Schoone Zwerfster, wier aanwezigheid door e
Tourkef gebracht en daar in eene vrij groote r
erkte Cascabel op, nadat zij zich rondom het brandende vuur g
niets om te eten bij zich en waren zonder eenige schuilplaats, maar zij bevonden zich tenminste bij elkaar. Zij stonden dicht tegen elkander aan en deden hun best om den honger en de koude niet te voelen. Het werd duister, zij konden elkaar niet meer zien, alleen nog maar hooren. Onder aanhoudende angsten, telkens met het vooruitzicht van in de diepte te zullen worden gesto
ing het eene uur na het and
dat er zich reeds andere schipbreuk
ntwoor
die reed
landers, die russisch spreken, onder elkander hooren prat
akhoff-eilanden verstaanbaar maken kon. Maar wat zou dit baten tegenover deze roofzuchtige wilden, die oorspronkelijk afkomstig zijn uit den omtrek der groo
dat zijne Schoone Zwerfster door het dievengespuis ontdekt, leeggeroofd en misschien vernield zou worden. Het was waarlijk nog al de moeite waard, door z
ed! Het baat immers niets of gij u driftig maakt. Bedenk
wel kunnen geb
n wij niet allen behouden en levend hier? Hoeveel gevaren zijn wij niet te boven gekomen, Cesar; het is bijna niet om er aan t
wel mijn hart luchten tegen den duivel, die ons stellig aan dit diefachtige vee h
geen van de passagiers der Schoone Zwerfster ontbrak op het appèl. Zooals zij Po
omde Cascabel. Een eenigszins gelikte beer zou
idnagel geworden zou zi
gelaten om op de Schoone Zwerfster te passen, misschien met gevaar van zijn leven
, kwam ook die aan de andere l
ako? zucht
ll? klaagde
den? dacht J
ver Kruidnagel bezorgd waren, maar toch onmiddellijk na
woorden, vermengd met hondengeblaf. Het duurde niet lang of de deur werd opengeruk
el,.... tenminste als ik het werkelijk be
met ons allemaal, antwoordde Casca
Zwerfster? vroeg
ben deze heeren onder de sneeuw weten te vinden, zij hebben er zic
vroeg Corn
ko
ull? zeide
l even al
het nog het beste dat hun huis er zich ook bevond,
htzame Kruidnagel het een en ander in zijne zakken gestoken. Hij had eenige blikken ingemaakt vleesch medegenomen en dat was voldoende om althans eenigen tijd den honger te stillen.
gezelschap uit het hol te voorschijn geroepen. Ofschoon het vinnig
voor Tchou-T
ruimer en ook een weinig geriefelijker dan de armzalige verblijven zijner onderdanen. Zij was uitgegraven
het gelaat had iets beestachtigs door een paar scherpe hoektanden, die onder zijne lippen te voorschijn kwamen. Hij zat op eenen hoop pelterijen,
nie, of ik heb het m
ftigtal inlanders, nagenoeg eveneens gekleed als hun opperhoofd en wier geslacht men ni
ius, wiens landaard hij waarschijnlijk vermoedde.
zij
woordde Sergius, denkende dat dit eenige
-Tchouk, terwijl hij op Cascabel
ranschen, z
aalde het inland
k, of van eenen volkstam met
Tchou-Tchouk gebrac
franschen!... Uit Frankrijk
, met al de vrijmoedigheid van iemand di
naar Kayette wijzende, want het ontging hem niet dat
diaansche, verz
chen Tchou-Tchouk en Sergius, waarvan deze laatste de
eschouwen en genoodzaakt waren op het eiland Kotelnyi te blijven, zoo lang zij niet in s
vroeg Cascabel. Die roovers hebben stellig alles wat er
e dat zij zich niet zouden verwijderen en het bleek hun reeds den eersten dag dat zij zorgvuldig in het oog gehouden werden. Het zou hun tr
ingen in stomme verbazing over John Bull, die zijne leelijkste gezichten tegen hen trok. De wilden hadden noo
ok wel menschen! m
s geen eer voor on
nblik voegd
n apen zijn. Die staan in alle opzichten boven hen en ik vra
Maar toen een inboorling de hand naar hem uitstak, b
der. Bijt ze maar! Bijt er
betalen indien de aandacht der inboorlingen niet afgeleid was geworden door de verschijning
er inboorlingen had in zijn leven zulk eenen vogel onder de oogen gehad, met zulke kleurige ved
liet hij achtereenvolgens hooren, tot niet geringe verbazing der inboorlingen. Bijgeloovig als zij waren, dachten zij niet anders of er was eene bovenaardsche macht in het spel. Zij geloofden da
er je niet, Jako, zeg aan die u
al zoo hard en barsch dat de inlanders het niet langer uit konden houden, maar onder teekenen van de grootste ontsteltenis op de vlu
leinigheid zijnen moed weer terugkreeg, de drommel
ij weder van de Schoone Zwerfster bezit namen, besloten zij daarin een onderkomen te zoeken. Zonder eenigen twi
laten. Intusschen was het eene groote verbetering dat zij de geriefelijke slaapplaatsen en vertrekken in den wagen weder mochten betrekken in plaats van een stinkend onderaardsch hol. Alles werd op zijne plaats gevonden. Beddegoed, keukengereedschap, ingemaakte levensm
n die ongetwijfeld, even als zij zelven, door weer en wind op dezen onherbergzamen archipel beland waren. Het was zaak te beproeven of deze vreemdelin
r viel heel wat schoon te maken en Cornelia, die eene ordelijke huishoudster was, begon met alles uit te hale
er vleide met de hoop van zijne majesteit Tchou-Tchouk op de eene of andere manier een kool te kunnen
eid als hun zelve gelaten werd. Het bleek dat zij niet achter slot gehouden werden, maar in een hol aan het andere einde van het
n op hun gelaat te lezen; hunne ongekamde en wild dooreengegroeide haren en hun verwarde baard maakten het bijna onmogelijk hunne trekken te onderscheiden. Het waren echter een paar stevige volwassen mannen wier hulp, als het er op aankwam, niet te versmaden was. Maar het was alsof zij op de kennismaking met de a
te Ortik en de jongste Kirschef heette. Zij toonden eerst eenige aarzeling, do
j het naderen van den winter niet bijtijds de Behringstraat kunnen bereiken en is het tusschen het ijs vastgeklemd geraakt. Niet ver van de Liakhoff-eilanden, een weinig noordelijk daarvan, is het eindelijk gebarsten en gezonken, waarbi
dat geleden?
aanden
en zij u
. Tchou-Tchouk houdt ons gevangen en wil ons n
van daan halen? viel K
uwen toon liet
hebt voor uzelven zoowel als voor ons.....
dat wij medegenomen hebben is door de inboorlingen bu
e erger, h
en niet uit het oog verloren. Hunne kleederen waren geheel versleten, zij hadden niets anders te eten dan den gewonen mondkost der inboorlingen en deze was nauwelijks voldoende om hunnen honger te stillen. Tegen
ereiken, maar de wilden zullen ons dan zeker niet zooveel vrijheid lat
nden vóór het open water wordt, zeide Sergius.
om weg te komen? vroe
k op onzen weg dat wij elkander trachten te helpen. Gij moet veel uitgestaa
och niet bijzonder toeschietelijk. Wanneer men hun nu en dan een wei
missen konden. Met hen samenwonen wilden zij echter niet. Zij bleven lieve
h dit mocht geene reden zijn om hun geene hulp aan te bieden. De eene schipbreukeling is immers den ander bijstand schuldig. Er werd dus besloten dat hun lot zooveel als mogelijk was verzacht
ht voor het inlandsche opperhoofd te verschijnen en opnieuw te luisteren naar zijne aanmaningen om te zorgen dat het losgeld er kwam. Hij maakte z
et het geld terug te geven dat ge reed
oogenblik van dreigen tot doen zou overgaan. In plaats van Tchou-Tchouk had Cascabel hem in de wandeling den bijnaam Sjoe-Sjoe gegeven,
en dat hij heelemaal "op" was, en daarmede bedoelde hij dat zijne hersenkast leeg begon te worden. Een man als hij, die op het stoute maar betreurenswaardige de
smoedig, dat Cornelia
e zult wel iets weten te vinden; op het oogenblik dat ge e
ge dat
er op t
wen in de schranderheid van haar man bleef stellen, on
doen afzien, bleef vruchteloos. Er was evenwel nog geene reden om het geduld te verliezen. Al had het inlandsche opperhoofd er in toegestemd hen in vrede te laten trekken, dan
taan dat het middagmaal wat overvloediger zou wezen dan gewoonlijk. Ingelegd vleesch en groenten waren de hoofdschotels; maar gelukkig was er in de provisiekast ook nog geen
vraagd en namen de uitnoodiging aan. Dit was de eerste kee
, alsof zij die stem meer gehoord had. Maar waar of wanneer zij den vreemde ontmo
Kruidnagel zich tot de twee mannen aangetrokken, die bovendien in
rkomen was in de provincie Alaska. Hij beschreef hoe hij bijna stervende door hen gevonden was nadat hij bijna
lik zij met elkander wisselden terwijl hun dit verhaal gedaan werd. Niemand had daar echter erg in. Na een goed stuk van den koe
nigen afstand wa
de grens van Alaska overvallen hebben en dien wij hadden wil
buitenkansje
nu in het bezit zijn van Tchou-Tchou
in de duisternis hunnen weg niet terug kunnen vinden, maar waren na veel omzwervens te Port-Clarence terecht gekomen. Daar hadden zij eene schuit gestolen en hadden beproefd de Behringstraat over te steken;