ad: de dragers, hijgende, repten zich langs het P?dagogium der keizerlijke slaven en hielden stil bij een kleine achterpoort, waarbij een
kte op uit z
t. Dit is de poort, waardoor ik den
ius. Wij moeten de
zoeken, herhaa
delijk in het T
heater zijn va
ompe?us, na
jullie mogen alleen niet verder in den draagstoel.... Ik h
eer; wij zulle
loopen, echod
den schitterenden Aprildag, was vochtig: een zilveren waas hing in de lucht, als
el; doet dezen mantel aan; ik ben overtuigd, dat de edele Plinius hem in de
, heer? weif
want de edele Plinius i
lacerna den beiden jong
jullie maken. Maar nu zit ik nog met mijn vijfde in de maag, voor den Keizer.... Vier kan ik er hem niet toe dienen
e Pr?torianen, die op stonden; d
hoofd, tikte Cecilianus op de wang en slipte het poortje binnen, om
n, die zich weêr zetten bij de kruik en de
in; naar het Theater van Pompe
re calig? gesnoerd om de voeten, de breede riemen om de kuiten; helmen hadden zij afgezet; zwaarden hingen aan
t ?zal niet gaan"! Wij mo
an".... kwam
ater is.... We moeten heùsch na
r langs het
oge tor
daar.... En dan den Circus
n
m Boarium
tor!
olinus en het Theat
der dan het Mar
ja, een goed
n
ia door en langs het
r?torianen lachten omdat hij zoo aardig, als een meisje,
ter komen, ja
cilius, omdat hij ook de Pr?torianen wilde doen lachen,
ès!!! donderde een Pr
se basstemmen van kerels, en de Pr?torianen
jn, hier, een ooge
raagstoel en haastten zich weg, dicht tegen elkaar in
orianen, met een oogje na en dobbelden
langs het Septizon
è? zei C
nen, zei
ee, drie, vier, vijf, zes.
oo hoog
s de Faros van
h ho
uit te kijken over
pia.... Wi
. Een man en een vrouw, in omhelzing en éen mantel, liepen langzaa
iep giechel
nend, Cecilianus en kietelde v
je
ik z
atrici
giste
elen.... Laat ze liever....
losser
sen deed, op
laten merken, dat we hebb
luiste
erag, dat geheel de lucht doorweefde, zeefde de vage gloor.... En zij gluurden om.... Ja,
enblik breed, wijdbeens, vuisten gebald, gereed, zag toen de knapen: zij vluchtten weg in hun fladdermantel: hij herk
Colosseros! Wij zijn
s! Waar mo
us wacht ons! Colosseros
t ik
iet bij Nilus
avondma
Fab
ij Fab
os, lachte om ze, goedmoediglijk, streelde ze om de kinnen ten teeken
zijn we zoèt gewees
ts geweest zijn, be
je.... Bij den
was Colosseros' ondervindi
Colos
le.
lekke
ker, bij
r en de patricische verwijderden zich, haastiger
chts, in de rijzende maan, zuilden de keizerlijke paleizen, vaag blank in den nachtkleurigen hemel, waarin het zilveren spinnerag gespa
t tegen elkander aan geperst, in die eene,
en spóok zouden zien...
ecilius gerust,
ezeten, als je
en.
, g
h uit, Cec
van het Circus om t
kreunde C
t, bang te
ar, gisteren, zoo hadden zitten smoezen, blikkend naar Fabulla en Nigrina. De jongens war
! riep Ceci
uwde Cecilianus
hielden he
ullie heen,
et Thea
an Pomp
ken den
j bij
af. Wij waren niet bij Nilus. Niet z
ekerde Cecil
echode C
let
let
n elkande
hun slag
slaan? In
urlij
, dat ze in ò
bra
eenzaam. Het Forum Boarium, die verlaten vlakte zeker,
soms ve
oof
el met vergulde pannen: hoe
nus. Al die gebouwen daar, in de lucht, met
k, die herken je
is een halfronde m
at we voorbij moeten;
. Kijk! bewond
d-verschoten achter elkaar als een bosch blanke stammen, schachten van sneeuw, met breede, bl
en, fluisterd
e aap gelijk in het zuilenwoud van blanke stammen, renden de beide jongens, bang, weg; de lacern
ld Cecilianus, va
n glanzigen Tiber links; rechts, over een verlatene vlakte, onbebouwd, de plotse pracht der keizerlijke fora: dat van C?zar, dat van Augustus, het modernst dat van Vespazianus en het waren in die vaag zilverende verte zuilen, zuilen, zuilen.... Niemand ging hier; het nachtleven riep niet de Romeinen, die op dit uur thuis niet toefden, in deze wijk en het was beangstigend wijd en wit, voornaam en leêg, e
ees Cecilius, klemmend de maskers o
oet het
us met nadruk. Want een hooge half-cir
pe?us-Th
jn port
e het. Het was of de jongens stemmen hoorden achter den ronden muur met pilasters, nissen, beelden
, zei Cecili
jk is het hier
een diepe stem
...? vroeg
ten minste,
ominus h
gauw binnen, noodde de janitor van het Theater; een gewicht
gen de maan, die door brak. Zij helde twijfelachtig schemerig naar binnen, verschoot weêr, liet alles dan weêr in het duister met een grillig, zich telkens verbergen achter meer en meer wolkgevaarte. De jongens zagen, dat zij door de keizerlijke ingang waren binnen gekomen. Zij gingen weêr een vl
! riep C
iep Cecilian
op het prosc?nium hun vreemde nachtspel mimeerden, t
ar, eindelijk?
domin
, als mijn hoofd tòch me al omloopt? Moeten jullie me heelemaal gek maken? Wáar zijn jullie geweest? bulderde Lavin
dominus.... Is de cli?nt
te maken! Jullie behooren bij mij te zijn en ransel krijg je als je weg loopt. Kom dadelijk hier, op het prosc?nium! Zij
aziet", fijntjes, hield zich koest. Terwijl de dominus raasde, zwegen zij allen stil. Zij waren daar, in den maneschijn, in den rooden lampeschijn, in de schaduw van het immense Theater nog verzameld na de repetitie, die dien geheelen middag geduurd had. Zij hadden de Men?chmi gerepeteerd, toen de dominus, terug van de ?dilen, met wie alles was afgesproken geworden, hen in het Theater verzameld vond. Alleen de ?tweelingen" hadden weêr ontbroken.... En de ?paraziet" had weten gedaan te krijgen, gesteund door den senex, dat in plaats van de Bacchides de Men?chmi was gerepeteerd, omdat de jongens, die de hoofdrollen in de Bacchides zouden vervulle
ls hij het klaar had gespeeld, als hij geld wist te verdienen.... De komedianten wisten het: hij máakte een potje. Nu ontpopte hij als de èchte dominus; zijn eerst gemoedelijk, wel eens pijnlijk gezicht van rijperen man verstevigde, verjeugdigde trots zijn rimpels, in kracht, in energie; zijn anders zich verontschuldigende blik vervastte, verfèlde; zijn vuisten balden, als het niet goed ging. Nu was hij meester van het Theater van Pompe?us, weet je, meester van de Megalezia, die hij in zijn macht hàd om mooi gevierd te worden of nièt mooi; nu was hij meester van Rome! Ja wel, de gladiatoren-spelen, in het Flavische Amfitheater, dat immense Colosseum....
we haar fladderde als manen om zijn herschapen dominus-gezicht toen hij
ng, de pr?cinctio, kwamen zij langs de parasc?na-bewaarplaats van requizieten-door een zijpoort op het prosc?nium. Daar stonden zij bij het poortje, half in de schaduw, half in den rooden lampeschijn als misdadigers, naast elkaar, even groot, even blond, met de zelfde schuldige gezichten. En de dominus, woedend, gaf ze een klap links, een klap rechts en brulde, dat ze flink
p de dominus. En ge
jongens, sm
witten mantel in de handen. Altijd hèbben jullie w
t prosc?nium te zamen, alle de komedianten, en ook Thymele, de groote danseres, die in het mimus-spel z
g eens de dominus; de jongens stonden in hun ge
die gekregen hebt! raasde de domi
n gangen van den donkeren, nu en dan maan-doorvloeiden, half ronden, immensen theaterput, zaten er te kijken: da
t Cecilius' gordel viel een boek
dominus, van den edelen Martialis
e Martialis? ra
ker, uit. Staan er epigrammen op mij in? Martia
ufte Gymnazium,
oeten zeggen en Latinus, de beroemde mimus-speler, die als gast in het
ecilianus benauwd, angstig omziende naar de geeselzw
deren tooneelknecht, die stond te wachten met zijn nog slap hangende riemenroê, kn
edelen Plinius gekregen....! En dominus, in mijn gordel, die daar ligt, zijn driè goudstukken verborgen, voor jou, a
n, op dat zelfde prosc?nium, waar ze overmorgen zouden moeten optreden voor veertig-duizend toeschouwers. Zij stonden naast elkaar, angstig steeds omziende en de geheele caterva lachte, omdat z
de twijfelachtige schijnsels van flauw glimmende lampen, door flauw glorenden maanschemer heen, met de donker gestapeld
èldzaam! zei Thy
n! zei Latinus, eve
eide knapen, bibberend van angst, naakt tusschen de toe
e hem later weêr alle drie af. Silus-tot
e Cecilianus. Zal je niet h
krijg je
as, Af
Silus, als je
lknechten lachten: zij hieve
trok zijn onderrug in. Maar
de jongens toch niet! Het zijn bengels, maar a
?paraziet". Hèb ik het je niet gezegd
rde fluisterend de ?paraziet", blij om
lijk gaf hij de voorkeur a
e hebben in de villa bij Laurentum den edelen Quintilianu
hetorica, ri
e niet ge
t geloove
isten wat een
sol?cism
tilianus? vroeg, brau
ius wel waren; alle de komedianten, omdat de dominus verzoend scheen door de drie goudstukken en de maskers
edele Quintilianus en Martialis?
rne Latijnsche s
r elkaar op; we hebben er ook ontmoet
eto
us, den
enal
scherpe, ondeugende oogen-; je tweelingen hebben voor de bloèm van onze mod
schelen! Er zijn geen moderne tooneelschrijvers en àls ze er waren, zouden ze nog nièts waard zijn! Er zijn niè
reeuwde, brutaal, Cecilianus tusschen allen door, en gilde toen van angst na,
us den kerels toe; donder nou op;
verstond
selen, dat weten jullie wel.... Als ik het met zachtheid en
kten haastig en grepen snel hu
e geven overmorgen de Men?chmi
Men?chmi? En zònder ons? En waarom niet de Bacchides? Ja, waarom niet de
precies he
delen Plin
n edelen M
edelen Qui
at dichter en dichter het binnen gedrongen volk te kijken. De een na den ander drong binnen; het was reeds als een voorstelling. Maar de tweelingen hadden den ?paraziet" op de planken gegooid en hamerden er met hunne ronde meisjesvuisten op los. Ze speelden de vrouwerollen, maar ze waren sterk genoeg om dien ?paraziet" op zijn donder te geven
j binnen gedrongen? Er was geen orde te houden, als het zoo donker was. Kom, de repetitie was
angs de schaduwlijnen der zitrijen en ommegangen dreef de janitor de donkere schimmen der binnen-gedrongenen. De komedianten verli
Waar zijn nu de drie goudstu
k je in de hand gedrukt.
hand ged
t ze in je gor
, jij kwajongen. Maar weet je, die antieke masker
, do
, be
morgen niet....
neer re
bt òns toch niet in je caterva
iefste stemmetje. Je hebt ons toch niet i
ompelde, brauwefro
vloek er nog tusschen door van den ?paraziet", vervloeide de cater