img De omwenteling van 1830  /  Chapter 2 No.2 | 28.57%
Download App
Reading History

Chapter 2 No.2

Word Count: 3734    |    Released on: 30/11/2017

eef lang in gezelschap met den overste onzer compagnie, die een Franschman was, en sprak waarschijnlijk met hem over Napoleons tijd, over de roemrijke wapenfeiten der Fransche legers en o

zoon voor te staan waar ik kan; de brave man hoefde het mij zoo dringend niet te verzoeken. Ik maak u korporaal; later zullen wij zien wat ik vo

mij in de ooren als de aankondiging eener schitterende loopbaan, en ik schreef naar huis, dat ik God dankte, omdat Hij mij niet alleen

n, van zijne zestien jaar in de jonge garde van Napoleon gediend. Hoog van gestalte en schoon van lichaamsbouw was hij; uiterst behendig in de schermkunst met sabel en degen, krikkel op het punt van eer, moedig tot overdrevenheid, vrool

e bezorgdheid en met waren edelmoed over son petit fourrier, zooals hij mij al

, om hun fourierken tegen alle ongeval te verdedigen. Met hen ook had mijn vader te Oostmalle gesproken. Onder dezen, mijne beschermers en ambtgenooten, was de sergeant-majoor Collette, van Brussel, en

als het hun beliefde, en keerden weder in de rangen, zonder dat men hen durfde bestraffen. De officiers hadden nog geene regelmatige benoeming; het behoud van hun ambt hing af van de willekeur der mannen, waarover zij moesten bevelen. Hieruit volgde, dat ieder deed wat hij wilde, en het gansche regiment nog bestond uit vrije burgers, die geenen krijgsdwang erkenden. Wij hadden geene soldatenkleeding en oefenden ons niet in den w

liggen, tot het einde der maand December. Alsdan vertrokken wij met een sneeuwig weder naar den kant van Limburg, om, zoo men

nd staan op eene onmeetbare heide, die wel t

koud, dat wij ons de handen voor de oor

wil zeggen, dat wij op de sneeuw konden slapen, indien wij niet liever tot den morgen met

hts langs één zjjde, op een vierendeel uurs afstand, begrensde een hoog mastbosch de kimme, en daarachter wel een uur v

mwenteling immer bij burgers en boeren waren ingekwartierd geweest, bestond er nog geen voorraaddie

om hout uit het mastbosch te halen Nog geen half uur was het geleden, of honderden mannen kwamen ieder met eenen sparreboom naar het bivak gesleurd. Voor elke comp

;-de nijpende koude vergetend stond ik, uren lang, in stomme verbazing op

heen te branden; en dewijl, bij het dansen der vlammen, de vurige tonen van het bloedroode licht dan eens met de helderheid des bliksems, dan weder met v

lossen, in menigte gaan en komen, boomen op het vuur werpen, of den brandstapel met geweld omrukken, ten einde zijne woede nog aan te

schoot der vlammen, als dunne twijgen werden verslonden. Tusschen dit overheerschend gerucht galmde de stem der vrijwilligers, die elkander bij hunne namen riepen; soms ook wel ontstond in de verte het l

wen neergeveld en oogenblikkelijk, zoo

n de hand; en, de anderen navolgend, begon

geweers en hielden het aldus op eenen afstand in de vlam. Wanneer het dan eenigszins was verbrand, aten wij

s eene onoverwinnelijke slaapzucht. Velen legden zich neder, op vier of vijf s

gevoelloos rond te staren. Mijn aangezicht en mijne borst waren brandend van den blaak des

gde mij neder, blikte nog eene wijl

ter van de gesmolten sneeuw was onder mij vastgevrozen. Men moest letterlijk met sabelhouwen mijnen kiel van den grond loshak

et zonderling schouwspel zijne aantrekkelijkheid voor mij verloren; ik bewoog mij langzaam en voelde iets in mij, alsof ik ziek worden ging. Mijne vrienden der

ie men als beschutting tegen den wind had opgericht; ik dacht aan mijnen vader, aan mi

mijne meeste gezellen wederstonden, dat de schaamte mij nog meer deed lijden dan mijne onpasselijkheid. Ik had mij man gewaand, en ik bezweek als een kind onder koude en derving van gewoon voedsel! In mijne spijt antwo

mij nauwelijks toeliet op mijne beenen te staan; alhoewel de pijn in het hoofd mij verbijsterde, begaf ik mij vooruit en toonde mij bereid tot het volvoeren van mijnen dienst; doch de officier Schmit wilde het niet t

antmajoor Collette en de sergeant Deguée dwongen mij tot het aanvaarden van geld; een korporaal van Verviers, met name Fabry, stak eene halve zi

leef kloppen: m

tapte langzaam en rustte dikwijls. De vermoeidheid zich bij de ijzing der koorts voegende, werd ik eindelijk zoo moedeloos, dat i

zag er geene boeren op de straat; slechts vrijwilligers, die het bivak waren ontloopen, zwermden er ro

an, eindelijk antwoordde men mij van boven uit een venster, dat er geen logement in het

burgemeesters mij neergelegd hebben; doch mijne koorts en mijne hoofd

cht zag; aan de meeste kreeg ik geen antwoord; de overige waren opgevuld met vrijwil

er, geraakte ik tot bij de laatste huizen des dorps: overal vergeefsche moeite om toegelaten te worden

in het vertelsel van Duimken en in vele andere volksvertellingen, blonk mij in de oogen als eene star d

tegen de baan naar Roslaer. Ik klo

innentreden, en zij begonnen smeekend mij te zeggen, dat zij niets meer bezaten. Men had hun

dorp vruchteloos had gebeden en gesmeekt om een nachtverblijf, en eindigde

tuigingen van vriendschap en medelijden, dat hun huisje gansch tot mijnen dienst stond. Een bed konden zij mij niet geven; maar op de schelf, boven het geitenstalleken, lag hooi: daarin kon ik slapen, en de baas z

aar. Deze laatste beklaagde den armen Belg met luider stemme, en aanschouwde hem met zulk liefderijk medelijd

mijn aanbod op. Konden zij iets ten mijnen dienste er voor bekomen, dan zouden zij he

had gestoken. In allerhaast sneed ik er van aan stukken; de pan werd over het vuur gehan

ivak. Eer ik mij tot de rust begeven zou, waren wij alle vier zulke goede vrienden

oi, deed mij er in nederliggen, schikte dan nog meer hooi boven mij

ons rustend, kon niet zoo zacht en zoo verkwikkend liggen als ik nu, tusschen het gastvrije hooi boven den geitenstal lag uitgestrekt. Ik dankte God m

iet; het was reeds lang dag

dden gewacht om te ontbijten. Mijn blik viel op het meisje; zij lachte mij eenvoudig, doch

n gelast was al de huizen te doorzoeken en de vrijwilligers naar het bivak te d

evenwel met minder hevigheid; en na drie telke

mijmering mijn oog op de jonge maagd houdend, die niet verre van mij zat te spinnen. Wanneer ik aan de minste bewegi

oorkwam als een engellijk beeld, omhuld met eenen wasemkring van kuischheid en van betooverende onnoozelheid. In mijn eenvoudig gemoed

ilderde de zonderlingste voorvallen, die mijne toehoorders zoozeer boeiden, dat zij uren lang, met gapende monden, op mijne verhalen luisterden. De ziel der maagd, terwijl zij dus met hare groote oogen mij a

e wonderheid; zij was hem vriendelijk en nam hem bij de hand, wanneer zij hem ter tafel wilde roepen; maar haar

's morgens, te negen uren, het bivak zou verlaten, om naar de kanten van Gheel of van Moll te vertrekken

jammerde over haren armen Belg, die zeker in het woeste en harde soldatenleven weder ziek zou worden, ik betuigde den goeden lieden mijnen

eieren, welke zij van de meid des pastoors had gekregen: die moest ik, of ik wilde of niet, in mijnen ransel steken. Dan volgde het

e baan verscheen. Ik voegde mij in den rang der onderofficieren mijner compagnie, die over

n in mijne oogen; en nog dieper werd ik ontroerd, als ik verder mij omkeerende, het

n ransel. Maanden lang werd zij bewaard; ja, zoolang, dat zij gansch in morzelen was gevallen. Langer nog bleef het beeld van het zoete Bethken mij volgen; do

hut was verdwenen; niemand wist mij met eenige juistheid te zeggen, waarheen de ouders van Bethken of zij zelve waren vertrokken of versukkeld. Men scheen slechts door eene t

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY