kwamen bij mij om te zien mijne stalen van purper, mijne monsters van parelen, het grein van mijn wierook en geurwerk. Ik deed werkelijk geen slechte zaken. Verder leefde ik er als een vermogend
k reeds verviel en insliep... Wat dreef er toch voor opwekkends in de lucht van Hypata?? A
ns, telkens, die navrees of ik werkelijk, weêr, zoó ik verliefd weêr werd...? Aan Charis dacht ik vaak, maar meer als aan een onbereikbaar, verzweefd vizioen: ik hoorde nu, dat Menedemus de rijkste landeigenaar was van Thessali?, waar hij her en der uitgestrekte goederen bezat en dat zijne vrouw, gestorven, van vorstelijke afkomst geweest was en zich gesteld had onder de nakomelingen van den grooten Alexander van Macedoni?, zoodat de lieflijke Charis ook vaak het ?prinsesje" of het ?vorstinnetje" werd bijgenaamd. Ik hoorde ook, dat haar vader reeds verschillende aanzienlijke dingers naar hare h
toen in de Thermen des nam
bont gedost, terwijl ik, tusschen mijne vrienden, neêr za
zeide ik. Wat
Mero?, voor dezen avond, en tevens aan allen, die
an amethyst: iedere druif besloot enkele droppelen geur en een zwijntje, uit chalcedoon gesneden. Het was sierlijk geschenk en toen ik, met
Davus mij toe, steeds in a
klonk. Waarom waarschuw je mij toch zoo vaak? Zag ik niet meér mo
genden dag weêr verscheent als of niets vreemds u geschied was, durf ik niet zeggen, hoewel de vreemdste veronderstellingen mijn arm hoofd
an juweel-chryzoliet met harten van anthraciet-schitterden om hare slapen, op hare borsten; een juweelen zonnebloem straalde aan haar Circe-schepter. En om haar heen, tusschen de zuilen en de gordijnen en verder in een onwez
en zwijn van chalcedoon omdat je bevreesd waart hi
esd en was het noo
ik van nacht Circe's gewaad en al bemin ik de z
t, lachte ik spottend; zoo als aan Circe'
at ik wensch is enkel je kus, e
en alle de zonnebloemen gloeiden, als een vuur va
j als een vizioen op rijzen-Charis, zoo bla
tte woeden
geven wat ik wensch en wat
rie
fde geweigerd en veranderde niet in een zwijn. Maar terwijl zij verdween in een glans van gouden s
en wanhopig en wentel
in een ingeving, dat die bloemen zouden worden
oo vreemd scheen geworden, zoo vaal van t
rsorium von
g ik en mijn stem klonk b
rlei zonnebloemen, die op bloeiden en toen ben ik gevlucht, heer, hoewel de andere feestgenooten en hun slaven mij verzekerden, dat gij nièt ver waart en dat deze zonn
ik uit en greep he
ij buiten de poort van Hypata verdweent, toen er een mooie maagd werd voorbij gedragen en hoe een ezel verscheen precies als er een ezel verscheen en weêr verdween, toen Nausistrata zoo verschrikte
, zeg nooit iemand iets. Je ziet, ik ben noch ezel, noch zwijn en ik h
word liever zelf maar dadelijk een ezel, of een z
meer gebeuren. Want ik kan mij niet begrijpen, dat ik niet even verliefd, ja verliefd op Mero?
vus. Het schijnt mij toe, dat
em ongeduldig van mij, zonk op mijn bed en
Zo? ik niet verder Thessali? in reizen? En
on over het wijde landschap. De reiswagen wiegelde voort, getrokken door de geduldige buffels. Davus' zweep klakte zacht rhythmiesch door de lucht en wij vervolgden onze reis als of er niets gebeurd was. Ik sluimerde half en onderwijl dacht ik aan allerlei mooie, lieve dingen... Aan Eleuzis, aan de heilige Mysteri?n, waar in ik mij zo? laten wijden, zoo ik terug kwam; a
s in rustige reize verstreken. Wij hadden de halte voor die
ik liep den weg op, den eenzamen, nog nachtbleeken heirweg... Straks zo? ik keeren op mijn passen, als Davus zo? voorspannen de buffels... Ik liep voort. De zon rees uitstralende achter de rozigende golvin
zag, dat de kreek daar vol blanke lotus gebloeid was... Als blanke bekers, die het morgenlicht opvingen in hare juist ontslotene, smettelooze ontlokenheden, lagen de bloemeschalen op het water, dat zacht opgloeide en verspiegelde... Wind stak omhoog en bewoog in het riet, dat ritsel
n zij de maagd in haar midden verstrooien... Ik zag ademloos uit en herkende... Charis! Charis!! Daar was zij, aan den overkant van het lotus-overladen water en ik zag, door het riet heen, haar bewegen, als met een moeden weemoed, toch even glimlachende tegen hare genooten. Zij danste niet, maar scheen de maagden te willen weêr
ijn hart klopte op naar mijn keel, ik bedwong met de handen het razende kloppen, ik voelde m
ari
w riep i
!... Hi.
rt rondom de zacht zich verwerende Charis en zij bespeurde niet, hoe, aan den overkant, doo
H?