idde Charis, die haar sluier om mijn zieke oog had gewikkeld en tusschen mijn ooren door, mij de bloembespikkelde weide binnen! Mijn geluk was even groot als mijn verwondering en ik l
n, voorbij haar vader, broeders en neven trad, die, steeds in onts
worden gehouden, zendt ons Toeval of Noodlot een schurftigen ezel toe, juist op het oogenblik, dat wij Charis op hare morgenwandeling begeleiden en verlieft mijn dochter op d
giesch gemutste heeren nader en stond,
ngen tabbaard. Wij kunnen niet anders dan Charis lat
n, zo? zij ons nooit gelooven
, o Menedemus, dat gij uw dochter niet doodt, door haar t
edemus klaagden to
nzer gekozen, in plaats van na Chersonezus' vervloeking, op een
ngs de mannen geleidde. En ik hoorde ook M
eesters, wat
n Aesculapius
t mij dien ezel
ede vi
ie verwond uit den strijd is gekomen, met t
derde
is, de plechtige ve
hoop op en de broeders en neven,
had toegedacht, een slechte man is, een vervloekte toovenaar, die Charis betooverde
menkrans geleidde Charis mij-en gewillig volg
en kwamen ons acht
gom, die zoo juist uit d
en ziek, ed
harmides, o
d en verpleegd mo
van een Lydische fluit, als Ionische melodie. Hij is gewond, mijn Charmides, na
armen omhelsden mij en zij kuste mij op mijn ezeleneu
n maakten gebaren v
drie. Staat ons toe, dat
zoo wordt uwe v
ides voeren waar hij de liefde
ides' wonden! Huwen zal ik hem, zoodra hij weer krachti
n zich reeds meester van mij gemaakt en Charis, juichende van g
dden mij verder. Hun
n nu. Moeten wij onze kunst nu werkelijk
oden de slave
ten hem
staat op
haris niet
mus ons doe
Charis ge
pt hij on
voor het oogenblik haar niet a
aar ontto
and... Lang
t uit liefde voor mij, schurftigen ezel, maar uit hoop rijk be
roo, dat zij spreidden tot legerstede; zij vulden de ruif vol hooi, vol haver en doorgeurden mijn maal m
ong! zeid
afgebeuld, ze
zei de derde en wees. Kij
gedraaid, zei de eerste weêr. K
den draa
die dadelijk veel hadden geraden, al rieden zij niet, dat ik een mensch was, b
en onze jonkvrouw heeft uitverkore
handelen liet. Zwijgend en deftig zat ik nu, genietende van mijn nieuw welbehagen, op mijn achterdeel in het stroo, gesteund op de twee voorpooten en omwikkeld oog en pooten en rug in windsels, terwijl de oudste wonderm
k kwam Charis voorbij
t!! Meesters, wordt mijn edele geliefde in een stal gehuisvest? Wat moet dit beduide
erug met uw maagden! Wij verplegen uw bruidegom en he
en mijn liefde binnen te te tred
Charmides, mijn
kers dan mijn verstand dwong mij mijn ezelebek
...
ers barstten uit in
ers, die mij verhinderen mijn held en bruidegom te omhelzen! O wreede schei
nne ronde mutsen als schelpen en hoornen tegen elkander bonsden en bogen. En ik, die mij belachelijk wist in
zat ik in het stroo en de nog lachende drie ha
als een mensch
na-gedachte weêrhield mij.... Wat zoo zij mij vroegen wie ik was en ik verried, dat ik een koopmanszoon was? Onttooverd zo? mij Menedemus misschien purper en p
h! beaamden de twee andere wonder
juist ook! r
nemend denkbeel
tten mij beiden voor. En zij wilden mij leeren, zij wilden mij een geleerden ezel maken, een ezel met goede manieren, een ezel, die pastei at uit een schotel
de drie wondermeesters. Eet
en zij steeds van het lach
i, toen aan den wijn. Beide geurden naar lang niet gekend geneucht; ik moest in mij houden om beiden niet gulzig naar binn
meesters en hielden de buiken zich vast e
orzichtig naar de pastei, knabbelde er een s
en drinkt als een mensch! riep
.... fluisterde pl
geheimzinnig
verde ezel is..
een ezel
kunnen.... hie
erden same
le drie. Als hij een b
ooverde
ich ànders ged
t zijn poot in het
vraagd
fluisterden denkelijk de drie. Deftig, verbonden, zittende,
vlug geleerd! riepen zij d
Lachende lieten zij m
d gedraaid, was deze stal, na mijn menschemaal van pastei en wijn, vorstelijke weelde. De balsem werkte weldadig op mijn wonden. Ik strekte mij u
mijn Liefde