over de vreemde avonturen, die zij bevatten en niet gelooven willen, wat ik hier, t
r zelve aan haar te kunnen gelooven en dikwijls bepeinzende of ik niet in een voortdurenden droom zoo onwaarschijnlijke levenservaringen door maakte. Tot ik mij moest bedenken, dat het geheele leven zelve een droom is, éen onbegrepen toeven, vol huiver en aar
gen aan, dat ik, zijne eenige zoon en het bedorven kind mijner moeder, die een Romeinsche was, niet naar hem aardde en weinig belang stelde in de uitgebreide zaken van het handelshuis, dat zijn eigen was. Integendeel, niets boezemde mij minder belang in dan handel, dan geld maken en wat mij alleen belang inboezemde, dat was de liefde. Ik was geboren voor de liefde en ik heb bemind, geloof ik, van klein knaapske af: misschien is mijn voedster mijn eerste liefde geweest, ook al herinner ik mij die niet meer. Maar zekerlijk herinner ik mij, dat, zoo dra ik loopen kon,
r de binnenlanden van Thessali? en Epirus, om aldaar in de steden als zijn vertegenwoordiger op te treden en de fijnere koopwaren van het Oosten er van de hand te doen. Het was een zeer wreede beproeving voor mij, vooral omdat mijn vader er bij voegde, dat ik hem niet meer onder de oogen behoefde te komen, zoo ik niet slaagde in het doel mijner reis. En de reis zel
d van onze slavinnen en van de kleine buurmeisjes, die tot lieflijke maagden waren opgebloeid. En omgeven door geheel een gevolg van vrouwen en meisjes, die weenden en weekla
n bloemenkransen, die dadelijk braken. Het waren geen banden des levens en ook de beroemd schoone vrouwen van B?oti?, die er in Tanagra door de beeldhouwers worden vereeuwigd in schoone lijn en gracelijken vorm, gingen door
Alexander de Groote, toen hij de stad fnuiken wilde en haar tot den grond toe deed slechten, uit eerbied spaarde, maar... of het mij getoonde huisje wel dat van Pindaros was, betwijfelde ik zeer; het dienstmeisje in de herberg, was hare eigene grootmoeder, geloof ik.... Te Thespi? wist niemand mij meer te vertellen waar de Eros van Praxiteles gebleven was, die Fryne haar gebo
E PY
, waar zijne door geuren vervoerde priesteres, de geheiligde Pythia, de wondervolle spreuken op den gouden drievoet gesta
een kamer?
mt te laat. Ik heb slechts éen kamer met drie bedden
ook mijn dienaar en voerman voeden en zorgen voor frissche postbuffels.... Maar een prins
dig uit zag, lag op den grond, tegen een boomstam, zorgzaam gewikkeld in dekens en doeken
? Zoo zijn wij collega's, want ook
andere lang en mager. Zij bo
smiddelen, graan, rijst, wijn en kom uit Thessali?,
ateriaal: wol, katoen, lijnwaad, en kom ook uit Thessa
rt, heet Charmides en ik
ali??? vroegen zij be
doen? Het handelshuis van mijn vader is be
k met de hoofden en handen en de zie
ik ziek geworden! Daar ben ik eerst behekst gew
e? vroeg ik
wenschte Thrachis te zien, waar Herakles heeft gewoond: ach, heer, ik was slechts een simpel toerist, ik was een dichter, ik beminde de letteren en de schoonheid, ik beminde het reizen en het trekken en Thessali? heeft schoone steden, schooner en we
n de voerman aten reeds ieder een bord linzensoep op de andere bank ter zijde der herbergpoort en ik zat tusschen Crito en Chrem
e? vroeg ik
tot uw dienst, zeide h
zij zag er uit om verliefd op te worden en ik werd dan ook dadelijk op Fotis verliefd. Het geen niet weg nam, dat
gehoord, dat Thessali? het land van beheksing
s het z
eer! riepen Crito e
en handelsreiziger als gij beiden, die reist in kaas en in wol en wij zijn to
driehoofdige! En de schimmen der vermoorde kindertjes zweven er als vleêrmuizen en nachtuilen rond door de nachten om wraak op de heksen te nemen, maar zij zijn sterker, o Charmides: de heksen zijn àltijd stèrker, dan wie ook, dan de goden; de
n de Pythia", met de drie bedden, die Aristomenes, Crito en Chremes reeds zouden innemen. De arme dichter-toerist, ziek was hij wel, al verbeeldde hij zich misschien in een zwijn te zijn veranderd geweest! Crito, een goede kaasboer; Chremes, een brave lappeman: ik zag toch wèl een beetje op hen neêr. Ik, ik was Charmides, de zoon van Lyzias van Epidaurus: ik reisde in purper
bladeren? Waren het de vermoorde kindertjes?? Ik werd mij even bewust niet gehéel lichtzinnig te zijn: ik werd mij even bewust te willen worden ingewijd in de mysteri?n van Eleuzis: een
de steden als Hypata en Larissa, die bloeien, die zijn weelderige steden, niet vervallen als Delfi, Thespi? en Thebe en daar zal ik bom
es schudden ha
ij beiden; gaan er nooit meer
n er dik en kort geworden en ik was,
en er mager en lang geworden en ik wa
den een na
en en wie is de
n hoofden
zelve soms nie
jn binnenborst gescho
Avontuur, zelfs van heksen, stoot mij niet af. Bang was ik nooit
er en daar op het donk
rond trekkende kunstenmakers, die gehoord hebben, dat gij in
hte he
j zullen ons verstrooien voor wij slapen g
op: twee mannen, drie meisje