piegelde het gladde water haar gloeiend aangezicht weer. De over den vijver hangende bladen van den beuk maakten van de stilte gebruik om zich eens aandachtig in den spiegel te bekijken.
kikvorschen van den kant. De spiegel trok rimpels, het zonnebeeld brak in breede strepen
ond de verzoeking sterk! Reeds vormden zich de wolken tot een ontzaglijke poort, waarachter de zon ter ruste zou gaan. Schitterende rijen wolk
boot gesprongen en eer zijn meester het zelf wilde, schoven de riethalmen vaneen en dreven zij beiden weg in de richting van de
ar stond een rij wilgen langs den oever. Roerloos staken zij hun smalle witte blaadjes in
atervlak, als een lichte windvlaag, die een spitse vore in
hij er nog nimmer een gezien. Zij zat stil, maar haar vleugels bleven in een wijden cirke
der zijn, dacht hij,
it dien nevel twee donkere oogen schitteren, en een lichte, ranke gestalte, in een teederblauw kleedje, zat op de plaats van de libel. In
k doortintelde Johanne
vriend zijn?'
had een gevoel, alsof hij het vreemde, blauwe wezen al lang kende. 'Ja Johannes!' hoorde hij en de stem kl
u noemen?' vr
en kelk eener winde.
erd. 'Het is vandaag mijn verjaardag,' zeide Windekind, 'ik ben hier in den omtrek geboren, uit de eerste stra
n kijk! daar komt het ronde, blanke gezicht van mijne moeder al te
den grauwen hemel, achter het kantwerk der wilgen, dat zwart tegen d
t is niets. Ik kan he
and had, op de wang. 'Zij vindt het niet goed dat ik bij u gekomen ben. Gij zijt de eerste. Maar ik vertrou
op de bank lag Presto kalm te slapen. De warme adem van zijn hondje stelde hem gerust. De muggen krioelden op het watervlak en dansten in de zoele lucht, evena
er de zoet-ru
op, als ge over het water heenboogt, om te drinken of om de watertorren en salamanders te bekijken. Maar mij zelven zaagt gij nooit. Dikwijls ook k
den rand van de boot en sloeg
jn en ik zal u veel vertellen. Veel beter dingen dan de schoolmeesters u wijs maken. Die weten er vols
raald had. Reeds ging het heerlijk gevaarte in grijze nevelen vervloeien. Toch drong de bleekroode glans nog uit de verste diepte te voorschijn. Windekind staarde in het licht, dat zijn f
bij mijn vader,
de aarde en daarom verschillen wij veel. Ook zijt ge in een huis bij menschen geboren en ik
van de boot, die niet bewoog onder dien
ording voor Johannes! Het was o
maan nu veel vriendelijker keek, en hij zag, dat de waterlelies ge
altijd om elkaar heen, op en neer, tot ze met hun lange beenen het water r
en hoe de boomen aan den oever zachtj
t is heerlijk. Ja, wij zulle
leugels uit. Toen trok hij Johannes in de boot voort over het
ater als Johannes kwam. Hij maakte alleen een kleine buiging en zeide: 'Kwa
er in, zonder dat zij het land bereikten. Maar Johannes vatte zijn gelei
, maar dat was misschien verbeelding. Toch herinnerde hij zi
Windekind, 'nu zult
onker kreupelhout, dat hier en daar een smal,
r? en ge kunt nooit hooren, waar het geluid vandaan komt. Nu, zij zingen nooit voor hun pleizier, maar dat geluid k
r! S
men uiteen schoof, zag Johannes een helder verlicht open plekje, waar de kreke
r! S
e leerlingen naar hem toe, altijd met één sprong heen en één sprong weer na
! dan kunt ge misschie
dek
telde. Eerst kwam geographie. Van de werelddeelen wisten zij niets. Zij moesten alleen 26 duinen kennen en twee vij
erg knap en werden veel prijzen uitgedeeld, uitgezochte
werden met alle teekenen van afschuw hoogst schadelijk en gevaarlijk genoemd. Eindelijk werd ook de mensch besproken. Het was een groot, nutteloos en schadelijk dier, dat zeer laag stond, daar het vliegen noch
Johannes nog
den alle krekeltjes op met lessen leeren en begonnen op heel kunstige
klapte van pret. Op dat geluid stoof de heele school in een
niet zoo lomp gedragen! Men kan toch wel m
mijn best doen. Maar
veel aardiger,'
je over en bestegen de
het dikke zand; maar toe
je greep, vloog hij er
n top was een
den ingang. De duinrozen bloeiden nog en haar fijne, zachte geur m
dan gedacht: hoe zou het daarbinnen uitzien? Hoeveel zouden er
hten bezien. 'Wat mij betreft, wel!' zeide het konijntje. 'Maar het treft ongelukkig, dat ik van avond juist
er een ongel
chen komen wonen met honden. Er zijn wel zeven leden van mijn familie bij omgekomen en nog driemaal zooveel van hol beroofd. En het is met het geslacht Muis en de familie Mol nog erger gegaan. Oo
r voorpoot het lange oor over zijn kopje, om er een traa
en een dikke, logge gedaante
er Pad ook al aangehuppeld. Wel! wel!
volle korenaar, netjes in een droog blad gewikkeld, bij den ingang neer en klom behendig over den rug van het
rschijn haalde, bemerkte hij eerst hoe klein hij geworden was. Hij kon het nauwelijks met twee handen tillen en begreep niet ho
Johannes liet Windekind maar vóórgaan. Spoedig zagen zij een bleekgroen licht
voortgaan. 'Er zijn al veel gasten. Gij zijt elfen, naar mij toeschijnt,
lfen aandienen,' an
g van de partij is?'
j recht veel genoegen,' riep Win
ijna uit van schrik. 'Ja Z.M. houdt gewoonlijk meer van de buitenlucht, maar voor e
men der gasten af en diende tevens als gordijn, dat was een zuinigheidsmaatregel. De wanden der zaal waren smaakvol gedecoreerd met dorre bladen, spinnewebben en kleine hangende vleermuisjes. Tallooze glimwormen kr
de fraaie verlichting en de decoratie. In een hoekje zaten twee dikke padden hoofdschuddend tegen elkaar te jammeren over het aanhoudend droge weer. Een kikvorsch poogde gearmd met een
d zich vriendelijk met verschillende gasten. Hij kwam van een reis uit het Oosten en had een vreemd gewaad van schitterend gekleurde bloembladen aan. Zulke bloemen groeien hier niet, dacht Johan
egd dat de glimwormen hier bijna even schoon waren als de Oostersche vuurvliegen. Ook had hij met genoegen
, 'ik zal u voorstellen.' En zij dron
er onder de gasten en afgunstige blikken van het elfengevolg. De twee dikke padden in den hoek mompelden
n een vreemde taal tot
m dichterb
aan Johannes, die het vol eerbied aannam en vast in zijne hand sloot. 'Dat sleuteltje kan uw geluk zijn,' ging de koning voort. 'Het past op een gouden kistje dat kostbare schatten bevat. Maar wie dat heeft, kan ik u niet zeggen. Gi
den zich paartjes. De niet dansenden werden door een groen hagedisje, dat als ceremoniemeester werkzaam was en schutterig heen en weer v
schen sprongen hoog op hun achterste pooten, een oude rat draaide zoo woest, dat alle dansers voor hem op zij weken, en ook een vette boomslak waagde e
naar den koning om een teeken van goedkeuring op zijn gelaat te zien. Maar de koning was bang om on
eren met een lange hagedis, die het ongelukkige padje soms hoog boven den grond tilde en een h
en ernstige zaak,' zeide hij, 'en volstrekt geen bezigheid om uit te lachen. Het is hier een deftig gezelschap, waar men niet zoo maar voor de grap danst. Ieder deed zijn best en niemand verlang
j vijandige blikken. Zijn vertrouwelijkheid
trok hem
isterde hij, 'gij hebt het weer verkorven. Ja! Ja!
vleermuisportier door en kwamen in de duiste
rd?' vroeg hij. 'Hebt gij
,' zei Johannes, 'moet gij hier a
glimworm op weemoedig bitteren toon.
ndekind, 'dat m
ik ook naar feesten ging en danste en mij met zulke beuzelin
en zij dicht bij den uitgang en het konijntje, dat hen hoorde aankome
n waren, zeide Johannes: 'Vertel o
'die is eenvoudig en droev
tel haar toch maa
dere wezens zijn. Ja, ik geloof dat niemand zou durven tegenspre
t ik niet,' zeid
'Kunt gij licht geven?' 'Neen! dat nu w
beste gave der natuur, en licht geven het hoogste, waartoe een levend wezen komen kan. Zou iemand nog
iet,' bekende het
e des lichts, die wij h
k andere dieren, geen
agste onder allen, zoek
t verfoeilijkst gedr
oon schitterde zij in bleeken smaragd-glans, als zij tusschen de glanshalmen rondkroop en machtig bekoorde zij mijn jong hart. Ik vloog om haar heen en deed mijn best door verwisseling van glans hare aandacht te trekken. Dankbaar zag ik, hoe zij mijn groet bespeurde en zedig haar lichtje verduisterde. Sidderend van aandoening was ik op het punt mijn vleug
oogenblik van stille aandoening, waarin de d
zij was verdwenen, medegesleept door den boosaardigen mensch. Het stille, vochtige grasveldje wa
e wederom een oor naar beneden om
alle ijdele vermaken. Ik denk alleen aan haar, die ik v
tje verheugd. 'Ik heb meer dan hoop, ik heb zeker
lde het konij
erheid mij een raadsel. Daar!' zeide het glimwormpje en keek vol eerbied naar den van sterren fonkelenden hemel. 'Daar zie ik hen! al mijn vaderen, al mijn vrienden en ook haar, duide
mpje zijne toehoorders en kr
et konijntje, 'ik hoop
ok,' voegde Jo
de Windekind, 'maar het
on Johannes, 'ik ben h
, ik zal u met mij
nnes en zichzelven uit. Zoo legden zij zich neer, in het geur
' riep het konijntje, 'wilt g
dede
' zeide Windek
in de hand, vlijde zijn hoofd tegen het donzig