img De kleine Johannes  /  Chapter 6 No.6 | 42.86%
Download App
Reading History

Chapter 6 No.6

Word Count: 1330    |    Released on: 30/11/2017

eheel meer vervuld van al hetgeen Windekind zeide en hem liet zien. Telkens moest hij weder over dat boekje peinzen en daarover durfde hij niet spreken. Wat

men schudde en zweepte, dat de bleeke achterkant der groene blade

p hij niet, en nimmer kreeg hij een volkomen duidelijk en be

zoo klaar en eenvoudig geschreven stond, en aan dien

ik! W

nd hoor

ndschap is als die van menschen, de eerste, die tot u sprak na mij,

en, dat zij moeten buigen en weer buigen? Zie, zij kunnen niet meer, de mooiste takken breken, en bij honderden laten de blaadjes los ook al zijn ze nog groen en frisch. Z

es! dat is m

, Windekind! Ik wil s

s gij niet beter leert vragen en wenschen, zal de herfstdag nimmer voor u aa

er zoo

id, ze vergeten den blauwen hemel en de goede, milde natuur en ook hun medemenschen. Soms vinden zij mooie en nuttige dingen als goudklompen, die zij uit hun holen op de lichte, zonnige aardoppervlakte gooien, doch zelf bekommeren zij zich daar niet om, laten anderen er van genieten en graven en wroeten ingespannen en rusteloos in het duister voort. Geen goud zoeken zij, maar het boekje. Sommigen versuffen ook onder den arbeid, vergeten hun doel en hun wensch en dwalen af tot jammerlijk gebeuzel. Dan heeft de kabouter hen kindsch gemaakt. Me

e boomen; boven zijn heldere kinderoogen plooide zich de tee

was er! O, ik weet zeker, daar staat ook in van

'Heb mij lief, heb mij lief met uw geheele wezen. In mij vindt gij meer dan dat wat ge wenscht. Gij zult begrijpen wat gij u niet denken kunt, en gi

rank den boomstam, blijf mij trouw als het meer d

erwijderde verte scheen het aan te zweven, plechtig en gelijkmatig, door het razen

Johannes sliep aan zijne borst, b

kbaar over de aarde gekomen, de maan onder de kimmen gedaald. Roerlo

e vertrouwen voor zich uit. Waarom waren de menschen zoo? Waarom moest hij hen verlaten? hun liefde verliez

en staarde Johannes hen na. Hij zag het groote, heldere lichtje glanzen op den donkeren boomstronk. Wi

knikte hartelijk. 'Dat doet mij zee

een nog één vraag doen. Wil

weest, niet waar? Is het

boekje vind

t is het! Wilt ge mij h

k kan,

sterde hij langs den rug van zijn handje: 'Menschen hebben het gouden kistje, elfen hebben den gouden sleutel, elfe

ar?' riep Johannes en d

zeide

iemand dan? Zooveel me

gezegd, wat ik u vertrouwd heb. I

!' Johannes juichte en klapte in de

elde telkens, en zijn tred was zwaar. Dikke takken knapte

t, waaronder zij geslapen ha

Doch hij schrikte van h

n menschenstem, een schuwe na

r den varenstruik,

ondeloos duister om hem heen. Boven zich zag hij de z

er. Zijn stem was een schennis in de stilt

hannesje neder en sni

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY