img De kleine Johannes  /  Chapter 10 No.10 | 71.43%
Download App
Reading History

Chapter 10 No.10

Word Count: 2442    |    Released on: 30/11/2017

het te weten en om zich heen te zien. Hij wilde weer terug in den droom, die als een trage nevel langzaam wegtrok, daarin was Robinetta weder naa

uwe morgenschemering een klein mensch vlak bij zich, die hem aan de haren t

e en somberheid van gisteren te binnen. Het was Pluizer's gezicht, minder spookac

at mij droome

s dwaasheid, daarmee kom je niet verder. Een mensch moet

ensch zijn. Ik

mij kan je vinden wat je verlangt. En ik zal je niet verlaten totdat wij het gevonden hebben.' Johannes voe

rig verlicht kamertje, daarbuiten zag hij, zoover hij zien kon, h

de straten neer. En op die straten liepen de menschen als groote, zwarte miere

uizen zoover je zien kunt, nog verder dan die blauwe toren daar, zijn ook vol menschen, van

was hem alsof hij op den rug van het monster stond, het zwarte bloed door dikke aderen zag stroomen en den donker

haast hebben en iets zoeken, niet waar? Maar het is grappig, dat geen een precies weet wat

at?' vroe

mij?' Daarop zeggen de meesten gewoonlijk: 'O neen! ... jou bedoel ik niet!' maar dan antwoordt Hein

p, dat hij van

t altijd, a

s te zoeken, zonder te weten waarnaar, en zoeken en zoeken totdat ze eindelijk Hein vinden, zo

ers vinden, Pluizer,

aar dat doet er niet toe, zoeke

luizer, gij zoudt mij h

j zoeken. Dat heeft ons Wistik geleerd. En er zijn er, die hun geheele leven zoeken om te weten waarnaar

reeselijk

ein is een heel goedig man

erdeur op de trap. Klos! Klos!

en tikte iemand tegen de deur en

iepliggende oogen en lange, magere hande

gij daar, ga zitten! Wij sprake

en wischte zich het koude zweet

ericht waren. Zij waren zeer ernstig en donker, doch niet wreed, niet vijandig.

oord, waarin staat, waarom alles is zooals het is, en dat zullen wij

goed!' zeide de Dood

nnes

nden, maar ik zeide hem maa

Dood, 'vlijtig zoe

lijk waart. Nu zie je toch Johannes

reekt veel kwaad van mij. Ik heb geen innem

is dan waarover hij spreekt. Toen wendde zich zijn donkere blik va

et niet te spreken, ei

j mij me

n?' zeide de Dood, opkij

j moet opgroeien en ee

ensch worden a

de Dood, 'daar is

een dagelijksche term va

erschillende wijzen, maar Pluizer leert het ook uitstekend. Het is iets zeer schoo

ken, kijken!

; en toen tot Pluizer: 'Bij

ijfer, mijn o

is een zeer fraai voorbeeld van een m

weerzien?' vroeg

s al verliefd geweest en verbeeldde zich toch een

ngen zul je bij docter Cijfer wel verleeren. Wie zoekt wa

zal hem eens laten zien wat eigenlijk verliefdhe

zwarte oogen op den armen Johannes, die met moeite het

mijn tijd. Er is hier veel te doen. Goeden dag, Johannes! wij zul

wilde dat ge mij medenaamt.

zacht terug, hij was d

ek en zie! Vraag mij niet meer. Ik vra

sprong over stoelen, buitelde over den grond, kroop op de kast en den

etje leelijk en knorrig van uitzicht. Maar hij kan ook heel vroolijk zijn, als hij pl

luizer, waarheen

ohannes valsch en

gaat zijn eigen gang, hij

nders gezien. Doch nu

rak waarhe

en, lachten, praatten, zoo vroolijk dat Johannes zich moest verwonderen. Hij zag hoe Pluizer velen

en ze mij niet negeeren en dan zijn ze ook zoo vroolijk niet.' En onder het gaan was Johannes zich bewust dat er iemand achter hem liep.

hem ook?' vroeg Jo

willen hem ook niet kennen.

rdeelden, de menschen die langs hem af en aan gingen, het slepen der voetstappen en het ratelen der wagens verstoorden de oude visioenen en den droom van dien nacht, als een stor

de, scherpe geuren, met een dompige kelderlucht tot grondtoon. In een kamer, vol wonderlijke werktuigen, zat een eenzame man. Hij was omringd door boeken, glazen en koperen voorwerpen, allen vreem

m hoorde hij hem mompe

ang, zwart bankje, lag

t goed kon o

' zei Pluizer, maar de

buikdons van een konijntje. Het kopje met den beweeglijken neus lag achterover in ijzer geklemd, en de vier pootjes waren strak gebonden naast het lichaam. Ko

j het herkende. Ach! was dat niet het zachte lijfje, waartegen hij gerust had in dien eersten, zal

en.' En haastig trachtte hij de koordjes lo

tegelijk vastgegrepen en een s

je nog zóó kinderachtig? Wat m

at doet hij hier?' vro

ij u. Maar hij is nog wat klein en kinderachtig. Dit i

e manier niet,'

ak dat koni

eken zouden wij, niet waar? Wij zijn hier niet in de duinen, bij Windekind en bij stomme dieren. Wij zouden menschen zijn, mensc

ilde sterk zijn. Hij sloot de oog

ar om te zien. Ik zelf zie het altijd ongaarne en vermijd het zooveel mogelijk. Doch het is onontbeerlijk. En je moet begrij

zer, 'de wetenschap

ij moet dan ook de kleine gevoeligheden, die de gewone menschen kennen, laten varen voor dat

og niet recht wat een roeping

vinden,' zeide hij, '

verbaasd en v

k weet het wel. Hij wil de hoogste wijsheid zo

Zoover hij begreep, w

en niet klein en teerhartig. Dan zal ik

n de losgemaakte koorden weer vaster o

Download App
icon APP STORE
icon GOOGLE PLAY